HC 2.7 Flashcards

1
Q

Cytokine

A
  • Kleine oplosbare eiwitten (15-35 kDa)
  • Verdelen in groeifactoren, chemokinen, overige cytokinen
  • Onder te verdelen in evolutionair een vaak functioneel verwante families
  • Lokaal (autocrien, paracrien) en systemisch functioneren
  • Pleiotroop en redundant
  • Functioneren in een netwerk waarbij ze elkaars activiteit synergetisch (geheel is meer dan som der delen) of additief versterken of inhiberen
  • Effecten die procesfase- en concentratie afhankelijk zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Groeifactoren

A
  • Cytokine dat proliferatie en maturatie van cellen stimuleren
  • GM-CSF/CSF2
  • EPO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chemokine

A
  • Cytokine met chemotactische en activerende werking op cellen
  • CCL2/MCP1
  • CXCL12/SDF1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Overige cytokines

A
  • Cytokines met andere functionele effecten
  • Activering of remming
  • IL1, IFN-y, TGF-b
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Pleiotropie

A
  • 1 cytokine beïnvloedt meerdere celtypen en heeft uiteenlopende effecten
  • 1 receptor betrokken
  • Afhankelijk van het celtype en de concentratie zijn er verschillende effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Redundantie

A
  • Cytokinen hebben overlappende functies
  • Ene cytokine kan min of meer vervangen worden door ander cytokine met soortgelijke functie, maar verhouding of mate van effect verschilt dan
  • Overlappen de functies van IL1, IL6 en TNF-alfa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effecten op 3 manieren uitoefenen

A
  1. Paracrien: beïnvloeden naburige cellen
  2. Autocrien: werken op de cel waardoor ze zijn geproduceerd
  3. Endocrien: hebben via de bloedbaan effect op cellen elders in het lichaam. Concentratie moet dan wel hoog genoeg zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschil van dat cytokinen geen hormonen zijn

A

Hormonen worden door specifieke organen gemaakt, terwijl cytokinen door veel verschillende soorten celtypen gemaakt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Additie

A
  • Factoren werken samen om een effect te verdubbelen
  • Effect wordt bij elkaar opgeteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Synergie

A

Effect van factoren samen is groter dan de effecten van de losse factoren bij elkaar opgeteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inhibitie

A

Het effect dat factoren samen geven is een fractie van het effect dat de factoren afzonderlijk geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

TNF-IL-1-IL-6 netwerk

A
  • IL1 en TNF-a versterken elkaars expressie en stimuleren elkaar
  • IL1 en TNF-a stimuleren ook de productie van IL6
  • Als IL1 en TNF-a samen zijn werken ze synergetisch en stimuleren ze de expressie van IL6 sterk
  • IL6 stimuleert zijn eigen productie, maar remt eigen inductie via TNF-a en IL1 als het in voldoende hoeveelheid aanwezig is = negatieve feedback
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lokale (pro-inflammatoire) effecten die cytokinen uitoefenen

A
  • Endotheel activatie bij de vaatwand
  • Activering van leuko’s en lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Systemische effecten cytokinen

A
  • Bij hogere concentratie
  • Beschermend
  • Koorts, productie acute fase eiwitten door de lever en aanmaak nieuwe bloedcellen in beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathologische effecten x cytokine

A
  • Bij een te hoge concentratie cytokinen
  • Afname HMV, stollingsstoornissen, insuline resistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kinetiek van cytokinen

A
  • Cytokinen worden niet allemaal tegelijkertijd aangemaakt
  • Worden op verschillende momenten (binnen enkele uren) na elkaar gegeven
  • TNF-a piekt heel snel en daarna ook IL1b en IL6
  • Er zijn fases waarin cytokines worden gemaakt
17
Q

Soorten productiemechanismen waardoor cytokinen vrijkomen

A
  • Aanwezig op membraan
  • Aanwezig in vesikels
  • Aanwezig in cytosol als pro-cytokine
  • De novo transcriptie na cel activatie
18
Q

Aanwezig op memebraan

A
  • In circulatie door enzym-activatie
  • TNF op macrofagen: door stimulatie van de macrofaag wordt het enzym TACE/ADA17 actief. Zorgt voor het knippen van TNF-a waardoor dit actief wordt
19
Q

Aanwezig in vesikels

A
  • In circulatie door degranulatie
  • IL4 in eosinofiele granulocyten
20
Q

Aanwezig in cytosol als pro-cytokine

A
  • Activatie door inflammasoom
  • IL1b in macrofagen
21
Q

De novo transcriptie na cel activatie

A

IL2 in T-lymfocyten

22
Q

Pro-inflammatoire prikkel (zoals infectie)

A
  • Afweersysteem gaat reageren met een ontstekingsreactie
  • Hyper- of hypothermie
  • Tachycardie
  • Hyperventilatie
  • Leukocytose
  • Buitensporige productie van pro-inflammatoire mediatoren
  • Leidt tot cytokine release syndroom of cytokine storm
23
Q

Anti-inflammatoire respons

A
  • Remmend effect
  • In begin van infectie pro-inflammatoire fase dominant, maar gaat per persoon verschillend over naar anti-inflammatoire fase
  • Bij infectie dient deze afhankelijk van de fase waarin het lichaam zich bevindt, een immuun stimulator of immuun inhibitor te krijgen

Immuun activatie is dus gas geven met de rem erop

24
Q

Concentratie cytokine is bepalend voor effect

A
  • Lage: immuun activatie
  • Hoge: immuun suppressie
25
Timing is ook belangrijk
- Monocyten die worden gestimuleerd door IFN-y kunnen geactiveerd worden tot cellen die bacteriën kunnen uitschakelen - Als IFN-y losgelaten wordt op een cel die nog onrijp is ontstaan er myeloïde suppressorcellen die een remmend effect hebben op het immuunsysteem en remmen T-lymfocyt responsen - Als IFN-y in een juist stadium toegediend wordt bij een rijpe cel zal deze overgaan in killer macrofagen of killer DC - Als de cel ter ver is in rijping en door IFN-y getriggert wordt, zal deze juist killing activiteit verliezen
26
Type 1 IFN-respons
- Type 1 IFN is essentieel bij virusinfectie - Type 1 IFN-a en IFN-b worden gemaakt bij infectie - Binden aan type 1 IFN-R - Bij virusinfectie zorgt vooral blootstelling aan nucleïnezuren in cytosol ervoor dat de receptoren en IFN-b worden geactiveerd - Cel gaat na infectie met een virus als eerste IFN-b maken wat autocrien en paracrien werkt - Via positieve feedback zorgt dit voor meer aanmaak van type 1 IFN - Geïnfecteerde cel gaat ook IFN-a maken wat werkt op dezelfde IFN-R - Hierdoor worden de met virus geïnfecteerde cel en buurcellen geactiveerd - Antivirale eiwitten maken en cellen worden gevoeliger voor NK-cellen waardoor ze gedood worden - Interferon remt replicatie van virussen en stimuleert expressie zodat NK-cellen kunnen binden
27
Plasmacytoïde DC
- Betrokken bij reacties - Professionele IFN-a producent - WBC met morfologie van een plasmacel die bij virusinfecties heel belangrijk is voor de aanmaak van grote hoeveelheden IFN-a
28
Cytokine samenwerking in virus respons
- Cytokinen werken in een cascade - Macrofaag die geïnfecteerd is door virus gaat CXCL8, IL12 en TNF-a maken en trekt NK-cellen aan - Macrofaag gaat niet alleen IL12, maar ook IL15 maken - Stimuleert NK-cellen - TNK-a activeert naast NK-cel ook macrofaag zelf - Geactiveerde NK-cel gaat IFN-y maken wat de macrofaag nog meer stimuleert om uiteindelijk bacterie of virus uit te schakelen
29
C-chemokinen
1 ZB tussen 2 C
30
CC-chemokinen
2 ZB tussen 1 C
31
CXC-chemokinen
2 ZW met nog 1 aminozuur tussen C
32
CX3C-chemokinen
2 ZW met 3 aminozuren tussen C
33
Families cytokine receptoren
- Interleukine- en interferon receptor familie: homo- of heterodimeer receptoren - TNF-receptor familie: trimeer receptoren - Chemokine receptoren: 7-transmembraanreceptoren
34
JAK-STAT reactie
- Laat zien dat een cel reageert op een cytokine - Cascade gebaseerd op fosforylering - Bij binding cytokine aan cytokine receptor ondergaat JAK activerende transformatie - Inactief STAT-molecuul (dimeer) kan binden en wordt gefosforyleerd - Actieve STAT-eiwit komt vrij en gaat naar kern om voor expressie van responsieve genen te zorgen
35
Driver-cytokine
Stuurt het immuunsysteem een bepaalde kant op
36
Follower-cytokine
Versterk het proces van de drive-cytokinen