HC 2.6 Flashcards

1
Q

Typen diversiteit van TCR

A
  • Combinatie diversiteit door VDJ recombinatie
  • Junctionele diversiteit door onnauwkeurigheden tijdens het aan elkaar plakken van de VDJ segmenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Volgorde voor TCR
Volgorde voor Ig

A

TCR: delta, gamma, beta, alfa
Ig: eerst zware keten en dan lichte keten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Thymus

A
  • Lijkt op spons
  • Gemaakt door epitheliale reticulumcellen
  • T-lymfocyten gaan als een soort knikkers door de gaten van de spons
  • De voorloper T-lymfocyten maken veel contact met stromale weefsel wat bepalend is voor de stappen die ze doorlopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Locatie binnenkomst thymocyten

A
  • Inner cortex
  • Outer cortex
  • Medulla
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Processen in thymus

A
  • Maturatie
  • Proliferatie
  • Celdood (als je geen goede receptor hebt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Positieve selectie

A
  • Eerste selectieproces
  • Selectie op TCR met een goede affiniteit voor lichaamseigen HLA
  • In cortex door corticale thymus epitheelcellen (cTEC’s) die peptiden op HLA presenteren
  • Apoptose als er geen interactie is tussen HLA en TCR
  • Cellen met een te sterke interactie met HLA zijn potentieel gevaarlijke cellen want ze kunnen overal aan binden en reacties veroorzaken
  • Dus in apoptose

DUS er is een window voor intermediaire bindingssterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Negatieve selectie

A
  • Geselecteerd tegen thymocyten met een TCR die een te hoge affiniteit hebben voor lichaamseigen peptiden in HLA
  • Eigen peptiden worden gepresenteerd door medullaire thymus epitheelcellen (mTEC’s) en DC in de medulla van de thymus
  • Wanneer thymocyten een te hoge affiniteit hebben voor eigen peptiden worden ze geëlimineerd door ze in apoptose te brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer pas T-lymfocyt?

A

Eerst voorloper T-cel na positieve en negatieve selectie

Pas als zij in circulatie komen is het T-lymfocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zorgt negatieve selectie voor?

A

Tolerantie voor lichaamseigen peptiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

AIRE (auto-immune regulator enzyme)

A

Zorgt voor het aanbieden van de weefselspecifieke antigenen bij negatieve selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat als AIRE niet goed werkt?

A

Intolerante cellen kunnen in circulatie komen en kan zich uiten in auto-immuun polyglandulair syndroom (APOCED). Hierbij ontstaan auto-immuunreacties tegen veel verschillende klieren en organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positieve is selectie is…
Negatieve selectie is..

A

Op eigen HLA
Tegen lichaamseigen peptiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eindresultaat positieve en negatieve selectie

A

T-lymfocyten met intermediaire bindingssterkte aan HLA

T-lymfocyten met een te zwakke binding worden er bij positieve selectie uitgefilterd

T-lymfocyten met een te sterke binding zullen snel autoreactief zijn en worden er bij negatieve selectie uitgefilterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anergie

A
  • Mechanisme voor perifere tolerantie
  • Het is een status waarbij T-lymfocyten niet meer op prikkels reageren
  • Dus een soort ruststand
  • Geen schadelijk effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolg om onvolledige selectie

A
  • Autoreactieve T-lymfocyten in de periferie
  • Kunnen auto-immuunziekten veroorzaken

Om dit te voorkomen zijn er mechanismen die tot perifere tolerantie leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan activiteit van T-lymfocyten worden geremd?

A
  • Regulatoire T-lymfocyten (gedempte effectorcel)
  • Tolerogene DC
17
Q

Wat gebeurt er na antigeenherkenning?

A
  • Proliferatie van T-lymfocyten
  • Gebeurt o.i.v. IL2
18
Q

Naïeve cellen

A
  • T-lymfocyt heeft nog geen contact gehad met antigeen
  • CD267
19
Q

Centrale geheugencellen

A
  • T-lymfocyten die in de lymfeklieren wachten (homing naar lymfeklieren)
  • Geactiveerd door contact met antigeen
20
Q

Effector geheugencellen

A
  • T-lymfocyten die in de weefsels circuleren
  • Cellen zorgen voor een snellere respons bij nieuw contact met het antigeen
21
Q

Effectorcellen

A
  • Responders
  • T-lymfocyten die chronisch gestimuleerd zijn door contact met het antigeen
  • Raken uitgeput door chronisch contact
  • Goed, want de respons moet niet oneindig doorgaan
22
Q

Ontwikkeling T-lymfocyt in periferie

A
  • Naïef -> geheugencel -> effectorcel
  • Er verschijnen steeds meer granules en oppervlaktemarkers, maar de telomeren worden korter door de vele celdelingen
  • Meer geheugen
  • Functie verandert ook
23
Q

CD4

A
  • Helper T-lymfocyten
  • Herkennen antigenen in contact van HLA2
  • Hebben tweede signaal nodig (co-stimulatie) om goed geactiveerd te kunnen worden
  • Tweede signaal gebeurt via CD28 op T-lymfocyt dat aan CD80 of CD86 op APC bindt
24
Q

Receptoren op CD4 die bij activatie een remmende werking hebben

A
  • PD1 en CDTLA-4
  • Maken dus moleculen die gemakkelijk te binden zijn
25
Immuuntherapie voor kanker
- Checkpoint inhibition blockers: - Moleculen die mechanisme kunnen remmen - T-lymfocyt wordt weer actief om tumorcel op te ruimen - Blokkerende antistoffen die wel binden maar niet activeren
26
Y-delta-T-lymfocyt
- Y keten en delta gene - Herkennen antigenen zonder HLA betrokken - Gebruiken HLA-achtige moleculen die in staat zijn om patronen of complexere structuren te herkennen - Hierdoor kunnen ze een snelle effector respons geven
27
Vdelta1-cellen
- Weefsels en hersenen stressgeïnduceerde HLA-verwachte moleculen
28
V-delta-2
Weefsels en herkennen stressgeïnduceerde HLA-verwante patronen
29
V-deta-2
- Bloed en herkennen antigenen die op membranen van micro-organisme zitten of vrijkomen als dode cellen