HC 2.4 Flashcards

1
Q

Symptomen ontsteking

A
  • Rubor = roodheid
  • Calor = warm
  • Dolor = pijn
  • Tumor = zwelling
  • Functio laesa = functieverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gevolgen chronische ontstekingsprocessen in beenmerg

A
  • Verminderde bloedaanmaak waardoor een anemie
  • Ontwikkeling zuurstofradicalen wat zorgt voor aantasting van DNA waardoor de kans op ontwikkeling van maligniteiten toeneemt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontstekingsreactie

A

Reactie van gevasculariseerd weefsel op beschadiging met als doel het elimineren van de schadelijke agens en het in gang zetten van het herstel van de schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belangrijke kenmerken ontstekingsreactie

A
  • Acute/actieve fase (<7 dagen) en chronische fase
  • Vasculaire en cellulaire reactie
  • Vasculaire en cellulaire reactie worden gemedieerd door ontstekingsmediatoren
  • Ontstekingsmediatoren worden geproduceerd als reactie op een schadelijke agens
  • Ontstekingsreactie kan eindigen als de schadelijke agens is geëlimineerd en ontstekingsmediatoren zijn afgebroken/afgevoerd
  • Ontstekingsreactie hangt nauw samen met weefselherstel
  • Ontstekingsreactie kan schadelijk zijn (auto-immuunziekten, keloïd contracturen of atherosclerose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaken ontstekingsreactie onderverdelen

A
  • Infecties
  • Immunologische reacties
  • Weefselnecrose
  • Genetische afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Infecties

A

Detectie (via o.a. TLR) van bacteriën, virussen, schimmels en parasieten leidt tot vrijkomen van ontstekingsmediatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Immunologische reacties

A

Bij o.a. auto-immuunziekten worden ontstekingsreacties door antigeen-antilichaamcomplexen, CT-lymfocyt reacties en complementactivatie in gang gezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Weefselnecrose

A
  • Celdood en cel beschadiging leiden tot vrijkomen stofjes (ATP, DNA, urinezuur) die de ontstekingsreactie in gang zetten
  • Oorzaken zijn ischemie, fysieke prikkels, chemische prikkels en lichaamsvreemde stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Genetische afwijkingen

A

Mutaties in genen die geassocieerd zijn met myelodysplastisch syndroom en auto-inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mogelijke gevolgen van schade

A
  • Cel beschadiging -> adaptatie -> herstel
  • Cel beschadiging -> onherstelbare schade -> necrose/apoptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Apoptose

A
  • Netjes opruimen
  • Belangrijk voor reguleren van weefsels
  • Cellen weten wanneer ze moeten worden uitgeschakeld
  • Receptoren en signaaltransductie spelen een rol
  • Belangrijk bij embryogenese
  • Geen ontstekingsreactie
  • Induceren door mutaties of celstress, straling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Necrose

A
  • Grotere kans op het lekken van stoffen in cytoplasma die een ontstekingsreactie kunnen veroorzaken
  • Lokt vasculaire reactie uit
  • Toxische stoffen vrijgeven
  • Induceren door hypoxie of ischemie of door productie zuurstofradicalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vasculaire reactie

A
  • Ontsteking
  • Netto verwijding vaten = vasodilatatie
  • Vertraging bloedstroom
  • Uittreden eiwitten en ontstekingscellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Transsudaat

A
  • Vaatwanden worden meer permeabel voor vocht
  • Er treedt meer vocht naar buiten waardoor oedeem
  • Toegenomen hydrostatische druk (door veneuze obstructie of hartfalen)
  • Afgenomen colloïd osmotische druk (leverziekte, nierziekte, ondervoeding)

Vocht met weinig cellen en eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Exsudaat

A
  • Naast vocht treden er ook veel eiwitten buiten de vaatwanden
  • Grotere interendotheliale ruimte
  • Vasodilatatie van bloedvaten

Rijk aan eiwitten en kan ery’s en leuko’s bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Macrofagen

A

Fagocyteren en zetten herstel in gang in losmazig BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Neutrofiele granulocyt

A
  • Elimineren van het agens door fagocytose
  • Komen als eerste aan
  • Aspecifiek
18
Q

Plasma-eiwitten

A
  • Fungeren als boodschappers van o.a. inflammatie en eliminatie
  • Worden door lever aangemaakt en zijn voorvormer van sommige mediatoren
19
Q

Mestcellen

A

Produceren mediatoren (o.a. histamine)

20
Q

Lymfocyten

A

Activeren immuunsysteem

21
Q

Mechanismen die een rol spelen als leuko’s via bloedbaan door vaatwand migreren naar schade

A
  • Leukocyt adhesie
  • Transmigratie
  • Chemotaxis
  • Leukocyt activatie
  • Fagocytose
22
Q

Leukocyt adhesie, transmigratie en chemotaxis

A
  • Door tragere bloedstroom gaan leuko’s naar vaatwand en rollen ze over endotheel
  • Leuko’s en endotheel worden geactiveerd door ontstekingsmediatoren en brengen bepaalde receptoren tot expressie
  • Als lymfocyt gehecht is rolt hij m.b.v. CD31 (PECAM-1) in een soort moleculair wiel naar buiten (extravasatie)
  • Buiten volgt leukocyt zijn weg m.b.v. ontstekingsmediatoren naar het gebied waar de schade is opgetreden = chemotaxis (lage naar hoge concentraties chemokines)
  • Fagocytose
23
Q

Belangrijke eiwitten bij het rollen en adhesie

A
  • Integrinen (leukocyt)
  • Selectinen (leukocyt en endotheel)
  • VCAM1 (endotheel)
  • ICAM1 en ICAM2 (endotheel)
24
Q

Cellulaire reactie

A

Regulatie van expressie van adhesiemoleculen op endotheel en leukocyten door cytokinen en chemokinen

25
Cellulaire reactie/leukocyt activatie
- O.i.v. histamine (mestcellen) en trombine (stollingscascade) gaan de Weibel-palade bodies van de endotheelcel zich meer naar het oppervlak bewegen waardoor selectines op het oppervlak tot expressie komt - Endotheel wordt o.i.v. IL1 en TNF-1 gestimuleerd waardoor receptoren op het oppervlak tot expressie komen - Op leukocyt zorgen chemokinen dat het integrine toegankelijker wordt op te hechten
26
Stappen fagocytose
1. Micro-organisme bindt aan fagocytose receptor 2. Membraan van fagocyt vouwt zich om micro-organisme heen 3. Fagosoom dat ontstaat voegt zich samen met lysosoom 4. Lysosomale enzymen doden het micro-organisme in de fagolysosoom
27
Microscopisch beeld van acute ontsteking
Neutrofiele granulocyten en beschadigd weefsel
28
Cellulaire respons in de tijd
1. Oedeem 2. Neutrofiele granulocyten (aspecifiek) 3. Monocyten/macrofagen en andere leukocyten (specifieker)
29
Ontstekingsmediatoren hebben pleiotrope effecten
- Meerdere effecten - Tegengesteld - Stikstofoxide NO zorgt voor anti (vasodilatatie) en pro (macrofaag)
30
Ontstekingsmediatoren te verdelen in 2 groepen
- Groep die door de ontstekingscellen zelf wordt geproduceerd - Groep die door de lever wordt geproduceerd waarna ze in bloedplasma te vinden zijn
31
Fosfolipase
- Stimuleert aanmaak arachidonzuur uit lipiden dat via cyclo-oxygenase de prostaglandinen produceert - Of via 5-lipoxygenase de leukotriënen produceert - Productie prostaglandines geremd door COX-remmers
32
Lokaal effect ontstekingsmediatoren
- Activeren leuko's - Activeren endotheel - Activeren T-cel
33
Systemisch beschermend effect ontstekingsmediatoren
- Koorts - Productie acute fase eiwitten - Productie leuko's in beenmerg
34
Systemisch beschadigend effect ontstekingsmediatoren
- Lagere output van het hart - Verminderde stolling - Insulineresistentie
35
Beëindiging acute ontstekingsreactie als
- Schadelijke prikkel is geëlimineerd - Pro-ontstekingsmediatoren zijn gedownreguleerd - Anti-ontstekingsmediatoren zijn upgereguleerd - Herstel in gang gezet
36
M1-macrofaag
- Pro-inflammatoir - Ontsteking bevorderen - Zorgt dat schadelijke agens wordt opgeruimd - Macrofaag ontwikkelt o.i.v. micro-organismen of IFN-y
37
M2-macrofaag
- Anti-inflammatoir - Productie groeifactoren voor weefselherstel en voor productie cytokinen
38
Herstel van wond afhankelijk van
- Stamcellen, inter- en extracellulaire communicatie - Proliferatie activiteit van weefsel - Mate van beschadiging van ECM
39
Schema van genezing
- Permanente celschade: fibrose - Verwijdering van prikkel en netwerk intact: regeneratie - Dood parenchymcellen: litteken
40
Relatie in tijd tussen ontstekingsreactie en herstel per secundam
- Eerst inflammatie met chemotaxis en stolling - Proliferatie met vernieuwing van regeneratie en angiogenese - Maturatie (rijping) door collageen depositie