H4.7: Latente infecties en maligne ontaarding Flashcards

1
Q

hepatocellulair carcinoom (HCC)

A
  • meestvoorkomende vorm van primaire leverkanker
  • 5de meest frequente kankervorm wereldwijd
  • in NL wat minder groot (minder virale hepatitis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klachten HCC afhankelijk van

A
  • plaats
  • grootte
  • aantal tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klachten HCC

A
  • opgezette lever en (vage) buikpijn
  • verminderde eetlust
  • algehele zwakte en vermoeidheid
  • misselijkheid en braken
  • onverklaarbaar gewichtsverlies
  • jeuk en icterus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe diagnostiseer je HCC?

A
  • beeldvormend onderzoek (echo, CT/MRI)
  • leverbiopt
  • bloedonderzoek naar leverfuntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

behandeling HCC opties

A
  • operatie, partiele leverresectie (curatief)
  • radiofrequentie thermoablatie (RFA) (curatief)
  • transarteriele chemo-embolisatie (TACE): onderbreken bloedvoorziening naar tumor
  • selectieve inwendige RT (SIRT)
  • levertransplantatie (curatief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

er gebeurt steeds makkelijker levertransplantatie bij HCC

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicofactoren HCC

A
  1. levercirrose !!!
  2. virale hepatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

virale hepatitis

A
  • meest voorkomende leverziekte
  • continue leverontsteking door een virale infectie vd lever, leidend tot verbindweefseling vd lever => fibrose => cirrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke types hepatitis

A
  • A
  • B
  • C
  • D
  • E
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

meest voorkomende acute hepatitis

A

A. opties als je A krijgt: klaring of sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

meest voorkomende chronische hepatitis

A
  • B
  • C
    => minder acuut, meer sluimerend.
    fibrose => cirrose => leverkanker => sterfte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HepB type virus

A

DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HepC type virus

A

RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe wordt hepC doorgegeven?

A

bloed-bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe wordt hepB doorgeveven?

A

bloed-lichaamsvloeistof/bloed
meestal van moeder op kind in buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hepB bij volwassenen

A

wrs klaar je dat gewoon. niet chronisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hepB bij kinderen

A

wrs chronisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hepB vaccin

A

ja, profylactisch. maar dit werkt dus niet van moeder op kind bij die kindjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hepC vaccin

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

doelwitcel hepB en C

A

beide: hepatocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hepB

A
  • double stranded DNA virus
  • 4 openreadingframes coderend voor 7 virale eiwitten
  • 5 van die eiwitten zijn aanwezig in het viruspartikel (2 alleen in de gastheercel)
  • het maakt niet alleen infectieuze virale partikels, maar ook heel veel lege virale partikels om het immuunsysteem te overweldigen met heel veel viraal Ag zodat de Ig worden weggevangen door een overmaat van lege partikels
  • verstopt zich in cccDNA (een soort minichromosoom in de kern); dit is de template voor het aflezen van het virale RNA en is nauwelijks te onderscheiden van eigen chromosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat zit er in het virus partikel hepB?

A
  • virale DNA
  • kopie van virale polymerase om van RNA DNA te maken
  • er omheen zit een coat van eiwit: core eiwit
  • daar omheen zit een lipide membraan met daarin het S-eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

HBeAg

A
  • gesecreteerde vorm van het coat eiwit
  • wordt in grote hoeveelheden in het bloed gevonden, zodat de T-cel respons wordt overweldigd door HBeAg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hepC

A
  • single standed RNA virus
  • klein
  • lipiden envelop
  • kern met virale RNA, met eiwit core en lipide membraan (envelop)
  • veel eiwitten, maar maar 1 open reading frame
  • heeft structurele en non-structerele eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

structurele eiwitten

A

eiwitten die in het virale parikel zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

verspreiding HBV

A
  • afrika
  • delen van azie
  • canada (migranten)
27
Q

HCV verspreiding

A
  • afrika
  • delen van azie
28
Q

hoeveel chronische hepatitis pt wereldwijd?

A

600 miljoen; jaarlijks 1 miljoen sterfgevallen

29
Q

negatief beloop van hepatitis chronisch snelheid kan worden verhoogd door

A
  • alcohol
  • NASH
  • co-infectie (HBV/HCV)
  • icm HIV
  • gebruik immuunsuppressie
30
Q

lever krijgt altijd heel veel te maken met Ag vanuit voedsel

A

moet dus tolerogeen zijn. dit kan ook een oorzaak zijn voor waarom chronische virusen daar lang kunnen overleven; lever is niet zo goed in immuunreactie te veroorzaken

31
Q

hepatitis probeert onder de immuunrespons uit te komen

32
Q

antivirale immuunreactie in grote lijnen

A
  1. innate
  2. verworven
33
Q

innate

A
  • first line defense
  • inductie niet-specifieke immuniteit (complement, cytokines, macrofagen, DC, granulocyten, NK)
  • remming virale infectie en replicatie
  • presentatie virale antigenen (DCs)
  • activatie adaptieve immuniteit
34
Q

verworven

A
  • inductie virus-specifieke immuniteit
  • opwekken virus-specifiek geheugen
  • B en T
35
Q

wat gebeurt er qua immuunsysteem in stappen als een virus een cel infecteert?

A
  1. type I IFN
  2. deze remmen virale replicatie, verhogen Agpresentatie, en activeren NK, APC en Tc

(IFN en TNF > NK > Tc)

36
Q

wat is er bijzonder aan de immuunrespons bij HBV?

A

wekt geen IFN type I respons op

37
Q

HBV is een stealth virus:

A

het is onzichtbaar voor het IFN-gemedieerde aangeboren afweersysteem

38
Q

HBV onderdrukt…

A

actief tyep I IFN productie

39
Q

hoe ontkomt HCV aan afweer?

A

remt effecten van type I IFN respons. de type I IFN binden aan receptor, en die R signaleert in de cel, maar HCV remt de signaalroutes in de cel downstream van de IFN-R

40
Q

uiteindelijk, netto, beide virussen geen goed effect van IFN

41
Q

wat heeft het gebrek aan IFN respons tot gevolg?

A

geen adequate Tcel-repons

42
Q

acute HBV pt hebben wel Tcel respons

A

chronische niet

43
Q

welke gastheerfactoren kunnen de afweerrespons ook beïnvloeden?

A
  • genen
  • leeftijd
  • overgewicht
  • coinfectie
44
Q

welke virale factoren kunnen de afweerrespons ook beïnvloeden?

A
  • genotype/subtype
  • inoculum dosis
45
Q

dus:

A
  • HBV leidt NIET tot type I IFN productie en onderdrukt dit zelfs
  • HCV leidt WEL tot type I IFN prtoductie, maar remt het effect hiervan downstream
  • chronische HBV en HCV: ineffectieve T-cel respons
  • andere factoren die afweer tegen TBV en HCV beïnvloeden:
    =immuunregulerende capaciteit vd lever
    =gastheerfactoren
    =virale factoren
46
Q

weefselschade tgv virale infecties

A
  • direct: (niet bij hep)
    virus beschadigt de geinfecteerde cel => celdood
  • indirect:
    =activatie innate afweersysteem => koorts, vermoeidheid
    =inductie adaptieve afweer => killing virus geinfecteerde cellen
47
Q

HBV en HCV zijn …. virussen

A

non-cytopathische

48
Q

strijd tussen immuunsysteem en virus (double edged sword)

A
  • ene kant: effectieve immuunrespons die virus elimineert
  • andere kant: immuunpathologie door inductie leverschade
49
Q

induceert leverschade > voortdurende schade aan hepatocyten en regeneratie (==> levercirrose) > turnover levercellen neemt toe > opstapeling van kritische mutaties in het genoom vd gastheer > hepatocellulair carcinoom

50
Q

cirrose

A

sterkste predisonerende factoren voor HCC ontwikkeling

51
Q

directe effect van virus op hepatocyten zelf

A
  • virale eiwitten kunnen ook direct kanker veroorzaken
  • virus integreert in gastheergenoom
52
Q

HCV kanker verwekkend

A

alleen immuunschade methode

53
Q

HBV kankerverwekkend

A
  • immuunschade (indirecte methode)
  • directe oncogene effecten via oncogeen eiwit en integratie in genoom
54
Q

HCV integreert niet in gastheer

55
Q

wel HCV eiwitten aanwezig in HCC, maar HCV integreert niet in het genoom van zijn gastheer

A

geen wetenschappelijk bewijs voor pro-oncogene effecten van HCV eiwitten

56
Q

vooral HBx en HBsAg productie van geïntegreerd viraal DNA. ook in HCC

57
Q

Hbx eiwit

A

is op zichzelf al oncogeen

58
Q

hoe voorkom je de overgang van hep naar HCC

A
  • genezen ! om cirrose te voorkomen
  • anti-virale middelen bij HCV
  • bij HBV kan de virusreplicatie onderdrukt worden en er kan immuunmodulatie (PEG-IFN), maar niet curatief. pt hebben dit levenslang nodig
59
Q

HBV geen genezing

60
Q

HCV direct-acting antivirals (DAAs)

A

=> genezing voor > 95%

61
Q

toekomst genezing?

A

intradermaal om er kunstmatig voor te zorgen dat type I IFN worden geproduceerd en APC plaatsvindt om T-cellen aan te zetten

62
Q

sv: HCC agv chronische HBV/HCV

A

opruiming virus-geinfecteerde cellen doro afweer => continue leverschade => hoge celturnover => vergrote kans op mutaties

productie ontstekingsfactoren en pro-fibrotische factoren

63
Q

HCV heeft geen integratie in gastheer DNA

indirecte route door schade/inflam/cirrose