Belangrijke feitjesss quizzz yeahhh Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 mogelijke ziektes bij nefritis syndroom?

A
  • anti-GBM glomerulonefritis/ syndroom van goodpasture
  • post-streptoccen glomerulonefritis
  • ANCA geassocieerde glomerulonefritis/ ziekte van Wegener
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 mogelijke ziektes bij nefrotisch syndroom?

A
  • minimal change disease
  • focal segmental glomerulosclerosis
  • membranous glomerulopathy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 mogelijke ziektes bij hematurie?

A
  • IgA nefropathie
  • syndroom van Alport
  • thin membrane nefropathy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe eindigen de namen van diuretica?

A

-ide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe eindige de namen van betablokkers?

A

-olol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe eindige de name van ace-remmers?

A

-pril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe eindige de name van ANGII-antagonisten?

A

-artan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe eindige de name van calciumantagonisten?

A

-dipine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe eindige de name van alfa-blokkers?

A

-sine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe eindige de name van centraal-aangrijpende middelen?

A

-idine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

PT eerste/beperkende schakel?

A

VII

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aPTT eerste/beperkende schakel?

A

XI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn eplerenon en spironolacton en wat is het verschil?

A

mineraal cortetecoid antagonisten –> kaliumsparende diuretica
spironolacton –> borstvorming bij mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tacrolinus

A

nefrotoxisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke stollingsmedicatiemiddelen zijn er?

A
  • ongefractioneerde heparine –> remming trombine en Xa
  • low moleculair weight heparine –> vooral Xa geremd
  • vitamine K-hydrochion = VKA’s coumarines blokkeren voorlopers van VII, IX, X, II
  • directe orale anticoagulantia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe eindigen de namen van DOAC’s?

A
  • aban
17
Q

welke 5 soorten cardiomyopathien zijn er?

A
  • hypertrofische cardiomyopathie
  • geditaleerde cardiomyopathie
  • arrhytmogene RV cardiomyopathie
  • restrictieve cardiomyopathie
  • non-compaction LC cardiomyopathie