1.B.11 - HC.4 samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld Flashcards
1
Q
Welke media kunnen bij een CT gebruikt worden?
A
- mediastinum window: botstructuren goed te zien en met contrast grote vaten te onderscheiden, long een grote vlek
- long window: verschillende dichtheden van longweefsel zichtbaar
2
Q
Wat is de secundaire lobulus?
A
- kleinste longeenheid, omgeven door bindweefsel
- wand: lymfevaten en venen
- centraal: bronchiolus en arterie
3
Q
Op welke plek kunnen de afwijkingen zitten?
A
- apicaal
- basaal
- diffuus
- perifeer
- centraal
3
Q
Welke afwijkende patronen kan de CT hebben?
A
- nodulair (perilymfatisch, willekeurig, centrilobulair)
- reticulair (streepjes, grof, fijn, honingraadvorm)
- verhoogde densiteit (consolidatie, matglas)
- verlaagde densiteit (emfyseem, cysten)