ZO 10.5 Incidentaloom Flashcards
Welke vragen stelt u aan patiënt om een indicatie te krijgen of de laesie hormonaal actief is?
Voorgeschiedenis: hypertensie, diabetes, primaire tumor elders. Klachten: hoge bloeddruk (aldosteron), aanvallen van palpitaties, transpireren, hoofdpijn (feo), gewichtstoename, striae, depressieve klachten, spierzwakte, easy bruising, fracturen (cortisol), hirsutisme (androgenen)
Wat voor diagnostiek doe je bij een incidentaloom?
Alle incidentalomen:
- urine of plasma (nor)metanefrines voor uitsluiten feochromocytoom
- cortisol meten na 1 mg dexamethason (dexamethason suppressietest)
Bij hypertensie:
- renine, aldosteron
In welke situatie zou de indicatie voor adrenalectomie links afhankelijk zijn van de aanwezigheid van metabole complicaties, zoals moeilijk te reguleren diabetes of hypertensie?
Bij een gestoorde dexamethason suppressietest maar klinisch geen evident hypercortisolisme: MACS (mild autonomous cortisol secretion). Indien er metabole complicaties zijn, heeft het verwijderen van de bijnierlaesie een gunstige invloed op het toekomstige beloop van de bloeddruk en diabetes.
Wat zijn klachten die passen bij een maligniteit?
afvallen, nachtzweten, hoesten/dyspneu (longkanker), plasklachten (prostaatkanker), obstipatie/rectaal bloedverlies (darmkanker), etc.
Komt het syndroom van Cushing en/of virilisatie vaker voor bij een bijnierschorscarcinoom of bij een adenoom?
Bij een bijnierschorscarcinoom.
Wat is het voordeel en het nadeel van de 18F-FDG PET/CT voor het bepalen of een tumor maligne of benigne is?
18F-FDG PET/CT heeft een uitstekende negatief voorspellende waarde (>90%) oftewel indien er geen FDG uptake in de tumor is, is de kans zeer groot dat het niet maligne is. De positief voorspellende waarde is echter maar beperkt (70%), wat betekent dat positieve uptake niet betekent dat het per definitie maligne is.
