Week 1 HC.4 Pediatrische Klinische Farmacologie Flashcards

1
Q

Farmacokinetiek

A
  • wat doet lichaam met geneesmiddel?
  • absorptie, distributie, metabolisme, eliminatie (ADME)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Farmacodynamiek

A
  • wat doet geneesmiddel met lichaam?
  • concentratie-effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Absorptie

A
  • bepaalt de biologische beschikbaarheid ofwel geabsorbeerde fractie -> bepaalt hoeveelheid geneesmiddel die uiteindelijk in lichaam terechtkomt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van welke verschillende factoren is absorptie afhankelijk?

A
  • absorptiesnelheid (vaak via passieve diffusie in duodenum)
  • geneesmiddel karakteristieken: bv pKa, de oplossing waarin het geneesmiddel zit, disintegratie en dissolutie van vaste vorm (hoelang duurt het om werkzame stof uit tablet aan te bieden aan darmwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten

A
  • zuurgraad
  • darm
  • enzymactiviteit
  • efflux transporters
  • passagesnelheid
  • darmfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten -> zuurgraad

A
  • pH in de maag is hoger
  • productie van HCl en pepsine is lager en van gastrine is hoger
  • penicilline & erytromycine worden verhoogd opgenomen (zuurlabiel)
  • fenytoïne & fenobarbital worden verminderd opgenomen (zwakke organische zuren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten -> darm

A
  • duurt langer om medicijnen in de darm op te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten -> enzymactiviteit

A
  • CYP450 in darm zorgt voor lagere spiegel van werkzame stoof door het geneesmiddel in erytrocyt te houden
  • foetus heeft weinig enzymactiviteit -> hogere spiegels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten -> efflux transporters

A
  • transporteren midden naar darmlumen waardoor het niet beschikbaar komt in circulatie
  • deze transporters nemen pas na geboorte toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten -> passagesnelheid

A
  • passagesnelheid maag: vertraagde maaglediging en dus absorptie + reflux (dus verlies van geneesmiddel) bij leeftijd 6-8 maanden
  • passagesnelheid darm: darmmotiliteit is irregulair -> neonaten hebben tragere passagesnelheid, peuters & kleuters snellere passagesnelheid dan volwassenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Factoren in farmacokinetiek die anders zijn bij neonaten -> darmfunctie

A

Darmwand van neonaten is meer permeabel voor grotere moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Distributie bij neonaten vs volwassenen

A
  • distributie van geneesmiddelen afhankelijk van lichaamssamenstelling (vet-/waterverdeling) & eiwitbinding
  • kind: meer water, minder vet -> groter verdelingsvolume voor wateroplosbare geneesmiddelen & kleiner volume voor vetoplosbare medicijnen
  • men moet dus hogere dosis geven aan neonaat om zelfde effect te bereiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metabolisme

A
  • wateroplosbare medicijnen -> onveranderd via nier uitgescheiden
  • non-polaire, vetoplosbare medicijnen -> in lever omgezet naar polaire, wateroplosbare medcijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe worden non-polaire, vetoplosbare medicijnen omgezet naar polaire, wateroplosbare medicijnen in de lever?

A
  • fase-I-metabolisme: oxidatie, reductie, hydrolyse
  • fase-II-reactie: conjugatie tot polair substraat
  • uitscheiding via nier of galwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 4 zaken beïnvloeden het metabolisme?

A
  • ontogenie: activiteit CYP450-enzymen (fase-I-reactie) is bij neonaat laag, max bij 5-15 jaar, lager bij volwassenen
  • genetische polymorfismen: genetische verschillen hebben effect op uitscheiden medicatie
  • effect van ziekte op het metabolisme: hoe meer inflammatie, hoe lager metabolisme
  • co-medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eliminatie bij neonaten

A
  • geneesmiddelen die met name renaal geklaard worden -> lager doseren bij kinderen < 1j
  • voor 1j lagere nierfunctie
17
Q

Middelen die alleen specifieke bijwerkingen geven bij kinderen

A
  • tetracyclines: verkleuring tanden
  • ciprofloxacine: gewrichtsschade
  • antihistaminica: verhogen kans op wiegendood
  • metoclopramide (en antipsychotica): extrapiramidale verschijnselen
18
Q

Aandachtspunten bij de toedieningsvormen voor kinderen

A
  • smaak: vaak is medicijn bitter
  • hulpstoffen: stoffen die worden toegevoegd aan middel -> conserveringsmiddelen, oplosmiddelen, kleurstoffen, smaakstoffen, etc
  • beschikbaarheid: veel middelen niet geregistreerd en onderzocht voor kinderen < 12 j -> minder opties