W3 - Uitwerking ZO's Flashcards

1
Q

Wanneer zal het gezichtsveld naar lateraal beiderzijds uitvallen en waarvoor zorgt dit?

A

Als een hypofysetumor precies op het centrum van de chiasma opticus drukt, door compressie van de kruizende zenuwen > uitval en ontstaat er een bilaterale hemianopsie links.

Indien naar rechts dan ontstaat er een homonieme hemianopsie naar rechts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe sluit je acromegalie uit?

A

Serum IGFI-gehalte meten, wordt niet beinvloed door voedingssituatie of tijddstip dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat acromegalie?

A

Exorbitante groei veroorzaakt door IGFI dat met name in de lever geproduceerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doen dopamine agonisten?

A

Stimuleren dopamine receptoren op de celwanden van somatotrofe cellen > daling secretie GH. Dit leidt zelden tot normalisatie van serum IGF1 gehalte, dat wat je eigenlijk hoopt bij controle van de ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen somatostatine analogen?

A

Stimuleren somatostatine receptoren op de celwand van somatotrofe cellen > daling secretie GH > 2/3 mensen voor normalisatie serum IGF1-gehalte (effectiever dan dopamine agonisten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke medicatie geeft geen schrompelend effect op de tumor grootte?

A

Groeihormoon receptor antagonisten.

Somatostatine analogen zorgen voor een schromelend effect en dopamine agonisten voor een teleurstellend effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor ziekte krijg je bij een prolactinoom van GH?

A

Acromegalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor ziekte krijg je bij een prolactinoom van ACTH?

A

Ziekte van Cushing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor ziekte krijg je bij een prolactinoom van LH?

A

Gonadotropinoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor ziekte krijg je bij een prolactinoom van FSH?

A

Gonadotropinoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor ziekte krijg je bij een prolactinoom van prolactine?

A

Prolactinoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het effect van PTH op de hoeveelheid absorptie van Ca en P in de darm?

A

Als PTH daalt > productie 1,25dihyroxy-vitamine D3 neemt af > minder Ca en P in de darmen geabsorbeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke aanpassingsmechanismen worden er in werking gezet om te voorkomen dat het serum Ca daalt?

A
  • Het PTH van het serum zal licht stijgen en de Ca-excretie in de 24h urine zal hierdoor afnnemen.
  • Ca en P-absorptie uit de voeding in de darm zal toenemen o.i.v. een stijging van de 1,25(OH)2 VitD3 spiegel. Dit is het gevolg van een gestegen PTH spiegel.
  • Door gestegen PTH > toename botombouw activiteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan er voorkomen worden dat het PTH gehalte zal stijgen?

A

Door te zorgen voor een daling van het serumfosfaat, door fosfaat absorptie in de darmen te remmen door bijv. hoeveelheid fosfaat in de voeding te verminderen en door tabletten met actief vitamine D3 in te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom moet eerst het serum fosfaat gehalte omlaag?

A

Anders kans op calcium-fosfaat neerslag door toename van calcium en fosfaat absorptie in de darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er bij een chronische nierinsufficientie indien de nieren minder goed in staat zijn om fosfaat uit te scheiden?

A
  • Gehalte van fosfaat in het serum zal stijgen.
  • Er is een verminderde 1alfa-hydroxylase activiteit waardoor productie 1,25(OH) Vit3 in de nier is verminderd.
  • Gedeeltelijke PTH resistentie op niveau van skelet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvoor zorgt het verhoogde serum fosfaatgehalte?

A

Verhoogde serum fosfaatgehalte zal zorgen dat het geioniseerde serum calcium gehalte zal dalen door de vorming van calciumfosfaat complexen door vrije calciumionen met een overmaat fosfaat.

Verdere daling van 1,25-dihydroxy-vitamine D3 productie in de nier door verminderde 1alfa-hydroxylase activiteit > absorptie Ca en P uit de voeding in de darm verminderd.

Beide zorgen voor een verlaagd serum calcium gehalte, dit heeft weer effect op PTH productie en op de PTH spiegel in het serum > verhogend effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar zorgt een verhoogde PTH spiegel bij chronische terminale nierinsufficientie ervoor?

A

Verhoogde botturnover, waarbij de botresorptie hoger is dan de botformatie, met als gevolg een afname van voornamelijk het corticale bot.

19
Q

Welke 3 belangrijkste botcellen zijn er?

A

Osteoblasten, osteocyten en osteoclasten

20
Q

Wat doen osteoblasten?

A

Belangrijk voor botvorming, afkomstig van mesenchymale stamcellen.

21
Q

Wat doen osteocyten?

A

Belangrijk voor mechanotransductie en reguleren van de botombouw, afkomstig uit osteoblasten, waardoor ook uit mesenchymale stamcellen.

22
Q

Wat doen osteoclasten?

A

Belangrijk voor botafbraak, stammen af van hematopoetische stamcellen. Een karakteristiek intracellulair kenmerk van mature osteoclasten is dat ze multinodulair zijn.

23
Q

Wat gebeurt er na de menopauze m.b.t. botcellen?

A

Toename plaats van aantal vetcellen in beenmerg door een verschuiving in stamcel differentiatie > minder osteoblasten worden gevormd.

24
Q

Welke belangrijkste factoren zijn betrokken bij de vorming van botafbrekende cellen?

A

RANK, RANK, OPG

25
Q

Wat doen osteoblasten met RANKL?

A

Osteoblasten brengen RANKL tot expressie op membraan > RANK activeren die op de osteoclast precursor zit > osteoclast vorming en activatie.

26
Q

Wat doet OPG en waardoor wordt het geproduceerd?

A

OPG wordt geproduceerd door osteoblasten en blokkeert binding van RANKL aan RANK (decoy receptoren).

27
Q

Hoe heet de structuur in bot waar osteoblasten en osteoclasten samen voorkomen?

A

BMU (Basaal Multicellulaire Unit)

28
Q

Hoelang duurt de fase van botafbraak en botvorming?

A
  • Botafbraak: 2-3 weken
  • Botvorming: 2-3 maanden
29
Q

Wat gebeurt er als de oestradiol productie verminderd?

A

Zal de botafbraak toenemen > verlies botmassa doordat de afbraak niet gecompenseerd kan worden door toename in botvorming

30
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een hypocalciemie?

A
  • Vitamine D deficiëntie
  • Vitamine D resistentie
  • Hypoparathyreoïdie
  • PTH-resistentie
  • Hypomagnesiëmie
  • Hypoalbuminemie
  • Gebruik van bepaalde medicijnen (bijv. glucocorticoïden)
  • Acute aandoeningen
31
Q

Wat verwacht je bij een hoog PTH?

A

Laag serum fosfaat

32
Q

Wat verwacht je bij een verlaagde PTH/PTH resistentie?

A

Hoog serum fosfaat gehalte

33
Q

Welk enzym is bij een verhoogde botaanmaak verhoogd?

A

Alkalisch fosfatase

34
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste secundaire factoren van osteoporose bij een man?

A

Hypogonadisme, alcoholmisbruik en gebruik van corticosteroiden

35
Q

Wat is de belangrijkste oorzaak van osteoporose bij een vrouw?

A

Oestrogeendeficientie na menopauze (postemenopauzale osteoporose)

36
Q

Wanneer is osteopenie op een rontgenfoto zichtbaar?

A

Na verlies 30% van de botmassa

37
Q

Wat is de beste methode om osteoporose vast te stellen?

A

DEXA > botmineraaldichtheid

38
Q

Hoe speelt citraat een belangrijke rol in niersteenvorming?

A

Citraat vormt een oplosbaar complex met calcium > minder calcium beschikbaar om slecht oplosbaar calciumoxalaat te vormen.

39
Q

Wat zal bij een acidose in het bloed dalen?

A

Bicarbonaat

40
Q

Hoe ontstaat een hypocitraturie?

A

1 molecuul citraat kan worden omgezet in 3 moleculen bicarbonaat door zuur-base evenwicht zal veel citraat uit het glomerulaire filtraat geresorbeerd worden > hypocitraturie.

41
Q

Hoe kan een metabole acidose osteoporose en hypercalciurie veroorzaken?

A
  • De lage pH heeft een acuut effect op het vrijmaken van mineraal bicarbonaat.
  • De lage pH heeft een chronisch effect op osteoblasten en osteoclasten waardoor het bot geherstructureerd wordt.
  • Een verlaagde pH heeft een remmend effect in de tubulaire vloeistof op de terugresorptie van Ca in de (distale) nefron.
42
Q

Waarom is een calcium beperking in veel gevallen geen goed advies aan recidiverende calciumsteenvormers?

A

Calcium bindt in de darm aan oxaalzuur waardoor minder oxaalzuur kan worden opgenomen.

43
Q

Wat is algemeen advies dat gegeven wordt aan iemand die voor het eerst een koliek heeft doorstaan door nierstenen?

A

Veel drinken (2-3L per dag), 2 ons aan zuivelproducten per dag, vlees beperken, weinig producten met oxaalzuur zoals spinazie, bladgroente, thee en chocolade.