W2HC7: Antistollingstherapie Flashcards
1
Q
Mogelijkheden voor behandeling
A
- heparine
- vitamine K antagonisten
- directe orale anticoagulantia (DOAC)
2
Q
Ongefractioneerde heparine
A
- potentieert antitrombine: zorgt dat dat trombine en een beetje FXa kan vangen waardoor je trombine remt
- iv, werkt na 2 minuten en maar kort
- dosering controleren en aanpassen aan de hand van stollinstijden: aPTT
3
Q
Laag moleculair gewicht heparine (LMWH)
A
- stuk van de staart afgeknipt waardoor de binding aan antitrombine anders is en vooral FXa remt
- subcutaan: kan zelf thuis
- geen controle antistollingsniveau nodig
- vaste dosering obv gewicht en nierfunctie
4
Q
Vitamine K antagonisten
A
- stollingsfactoren hebben vit K nodig om gecarboxyleerd te worden om actief te worden
- Cumarinederivaat blokkeert het hergebruik van vit K
- duurt even voordat spiegels stollingsfactoren dalen
- klein therapeutisch window
- niet 1e trimester
5
Q
INR: International Normalized Ratio
A
Maat voor antistollingsniveau van patiënten met VKA
- PT patiënt / PT normaal, gestreefd naar 2-3x verlenging
6
Q
DOAC’s
A
- trombine remmers: dabigatran
- Xa remmers: rivaroxaban, apixaban, edoxaban
- erg afhankelijk van nierfunctie
- tablet
- minder kans kleiner bloedingen en ernstige bloedingen
- iets meer maag/darm bloedingen
7
Q
Patiënten met maligniteit en VTE
A
LMWH of DOAC
8
Q
Patiënten met tumor in dir/urogen
A
LMWH
9
Q
Patiënten met slechte nierfunctie
A
VKA (eerst LMWH)
10
Q
Arteriële trombose behandeling
A
Trombocyten aggregatie remmers
- blokkeren een receptor vd trombocyt, zoals ADP-receptor blokkers (clopidogrel)
- remming cyclo-oxygenase, zoals NSAIDs
- irreversibel
- zorgen dat bloedplaatje niet actief kan worden