W13HC3: Farmacokinetiek: effecten van veroudering Flashcards
1
Q
Farmaca top 3 bij bejaarden
A
- cardiovasculaire middelen
- psychofarmaca
- analgetica
2
Q
Absorptie bij bejaarden
A
- geen grote verandering
- slikproblemen vanwege verminderde slokdarmmotiliteit
3
Q
Distributie bij bejaarden
A
- lichaamssamenstelling is veranderd -> lipofiele stof heeft een groter verdelingsvolume
- plasma albumineconcentratie is gedaald -> minder bindingsplaatsen -> grotere vrije fractie
4
Q
Metabolisme bij ouderen
A
- levervolume en - doorbloeding nemen af met leeftijd: hepatische klaring neemt af
- vooral afname fase I metabolisme, weinig verandering fase II
- genetische factoren, enzyminductoren en -remmers kunnen het metabolisme versnellen of vertragen
5
Q
Eliminatie bij ouderen
A
- nierfunctie en -doorbloeding nemen af met leeftijd: renale klaring neemt af
- plasma renine concentratie daalt met het ouder worden -> aldosteronsecretie daalt -> met nog een RAAS blokker eroverheen -> risico hyperkaliëmie
6
Q
Steady State Concentratie
A
- afhankelijk van dosis, Vd, halfwaardetijd en doseringsinterval
- verschilt bij ouderen mogelijk van populatie waarop geneesmiddel getest is -> dosis aanpassen
7
Q
Gevolgen hogere Css
A
- krachtigere (bij)werking
- grotere kans op interacties met andere farmaca
8
Q
Farmacodynamiek bij ouderen
A
- dichtheid en gevoeligheid van receptoren kan veranderd zijn, alsmede het signaaltransductiesysteem
- gevolgen van een bepaalde ziekte waardoor effecten anders zijn
- verminderde compensatie (bijv. afname baroreceptorfunctie)
9
Q
Farmacodynamische interacties
A
- additief: 1+1=2
- synergie/potentiëring: 1+1=4, kan je ongewenste effecten krijgen
- antagonisme tussen 2 middelen, kans groter bij meer middelen
10
Q
Verschillen tussen man en vrouw
A
- vrouwen hebben tragere maaglediging en minder zuurproductie; niet echt gevolg
- man is langer, zwaarder, groter bloedvolume en spiermassa, relatief minder vet
- renale uitscheiding sneller bij mannen