Thema 3 Flashcards

1
Q

Retired

A

Pensioen

Ik ben met pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

To draw

A

Tekenen

Ik teken plannen van huizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Computer scientist

A

De informaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nurse

A

De verpleger (female)
De verpleegster (male)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Clerk / servant

A

De bediende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mechanic

A

De mecanicien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grocer

A

De kruidenier
De kruidernierster (female)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Seller

A

De verkoper
De verkoopster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cop

A

De politieagent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Plumber

A

De loodgieter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dentist

A

De tandarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veterinarian

A

De dierenarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Florist / cicekci

A

De bloemist/e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Taxi driver

A

De taxichauffeur/se

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Journalist

A

De journalist/e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Architect

A

De architect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

What do you like to do?

A

Wat doe je graag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

I like to do fitness /sport

A

Ik doe graag aan fitness
Ik doe graag aan sports

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Play an instrument

A

Een instrument bespelen

Ik bespel graag een instrument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

To iron

A

Strijken

Ik strijk niet graag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

To clean

A

Poetsen
Schoonmaken

Ik poets niet graag
Ik maak niet graag schoon

22
Q

To vacuum / supurge yapmak

A

Stofzuigen

Ik stofzuig alles in huis

23
Q

Wash the clothes

A

De kleren wassen

Ik was niet graag de kleren

24
Q

Wash the dishes

A

De afwas doen

Ik doe niet graag de afwas

(Ik was niet graag af)

25
Q

Mow the lown / çim biçmek

A

Het gras maaien

Ik maai graag het gras

26
Q

To travel

A

Reizen

Ik reis graag

27
Q

To shop

A

Winkelen

Ik winkel graag online

28
Q

To cook

A

Koken

Ik kook graag

29
Q

Tired

A

Moe

30
Q

Age

A

Leeftijd

31
Q

Difficult/complex

A

Moeilijk / complex

32
Q

Easy / simple

A

Gemakkelijk / simpel

33
Q

Slower

A

Iangzamer

Kan je langzamer spreken?

34
Q

Mean
What does it mean?

A

Betekenen

Wat betekent het?

35
Q

Meaning

A

De betekenis

Wat is de betekenis van “herhalen”?

36
Q

Repeat

A

Herhalen

37
Q

How do you spell it?

A

Hoe spel je dat?

38
Q

Single

A

Vrijgezel

39
Q

When were you born?

A

Wanneer ben je geboren?

Ik ben geboren op 10 februari

40
Q

How do they look like?

A

Hoe zien ze eruit?

41
Q

Skin

A

Huid

Haar huid is zwart

42
Q

Short

A

Kort

Ze heeft kort, zwart krulhaar

43
Q

Curly hair

A

Krulhaar

Ze heeft krulhaar

44
Q

Round

A

Rond

Ze is wat rond

45
Q

A bit / few

A

Wat

Ze is wat rond

46
Q

Boy

A

Jongen

47
Q

Young

A

Jong

48
Q

Beard

A

Baard

Hij draagt een baard

49
Q

Moustache

A

Snor

Hij draagt een snor

50
Q

Straight hair

A

Sluik haar

Ze heeft sluik haar

51
Q

Blue eye/s

A

Blauwe oog/ogen

Ze heeft blauwe ogen

52
Q

Old

A

Oud

Hij is wat oud