Niveau 2.9 Flashcards
I think Mikail likes to travel by plane.
Ik denk dat Mikail graag met het vliegtuig reist
I know that Catherine cannot play the guitar
Ik weet dat Catherine geen gitaar kan spelen
splash pool (portatif havuz)
het plonsbad
to dive
duiken (gedoken)
Ik hou ervan om te duiken in de oceaan. (I love diving in the ocean.)
balcony with sea view
balkon met zeezicht
How are you? Hoe gaat het met jou?
Hoe maak je het?
I was on a winter sports holiday at that time
Ik was toen op wintersport
unbelievable, incredible
Ongelooflijk
private beach
prive-strand
“sports facility” or “sporting opportunity”
de sportmogelijkheid / heden
It refers to a place or location where sports activities can take place, such as a gym, sports center, or any facility equipped for various sports.
a true paradise on Earth
een echt paradijs op aarde
Hoe maak je het?
Hoe maken de kinderen het?
Ik maak het goed
Ze maken het goed
adjectieven die eindigen op en
nemen geen e
een open deur
tevreden klanten
verleden maand
tennis court
het tennisveld
de tennisbaan
football/soccer field
het voetbalveld
Golf course / golf sahasi
het golfparcours / de golfbaan
squash courts
de squashzaal
indeed
inderdaad
to consult” or “to seek advice
raadplegen
Ze heeft de dokter niet geraadpleegd
dry X moist/humid
droog X vochtig
luisteren vs beluisteren
Ik heb naar muziek geluisterd
Ik heb muziek beluisterd
to do crafts” or “to engage in handicrafts
el işi yapmak” ya da “el sanatları ile uğraşmak”
knutselen
Op regenachtige dagen knutsel ik graag met mijn kinderen. (On rainy days, I enjoy doing crafts with my children.)
geographical region
de streek / streken
gymnastics
de turnen
to organize a party
een fuif organiseren
horse riding” or “to ride a horse”
paardrijden
to go into the city
de stad ingaan
Op zaterdag gaan we vaak de stad in om te winkelen. (On Saturdays, we often go downtown to go shopping.)
kindergarden
de krib / het kinderdagverblijf
tijd in de zin
eerst / om te beginnen
dan / daarna / later
tenslotte / uiteindelijk
to set the table
De tafel dekken
Voordat we gaan eten, moeten we de tafel dekken. (Before we eat, we need to set the table.)
Het is jouw beurt om de tafel te dekken vanavond. (It’s your turn to set the table tonight.)
to walk the dog
hond uitlaten
Elke ochtend en avond moet ik mijn hond uitlaten.”
(Every morning and evening, I have to walk my dog.)
“Zou je mijn hond willen uitlaten terwijl ik weg ben?”
(Would you like to walk my dog while I’m away?)
“Hij geniet ervan om zijn hond uit te laten in het park.”
(He enjoys walking his dog in the park.)
to make the bed
het bed opmaken
Elke ochtend maak ik mijn bed op voordat ik naar het werk ga. (Every morning, I make my bed before going to work.)
Vergeet niet om het bed op te maken voordat de gasten arriveren. (Don’t forget to make the bed before the guests arrive.)
to empty the washing machine
de wasmachine leeghalen / leegmaken
Ik heb net de wasmachine leeggemaakt en hang de kleding nu op om te drogen. (I just emptied the washing machine and now I’m hanging the clothes to dry.)
to mow the lawn
het gras maaien
Elke zaterdagochtend maai ik het gras in onze tuin. (Every Saturday morning, I mow the lawn in our garden.)
to water the flowers
de bloemen water geven
Vergeet niet om de bloemen water te geven, vooral tijdens droge periodes. (Don’t forget to water the flowers, especially during dry periods.)
Elke ochtend ga ik naar buiten om de bloemen water te geven in de tuin. (Every morning, I go outside to water the flowers in the garden.)
sweetheart” or “darling
Schatje
Hoi schatje, hoe was je dag? (Hi sweetheart, how was your day?)
Kom hier, schatje, ik wil je knuffelen. (Come here, darling, I want to hug you.)
sweetie” or “sweetheart
zoetje
Goedemorgen, zoetje! Heb je lekker geslapen? (Good morning, sweetie! Did you sleep well?)
Ik heb een verrassing voor je, zoetje. Ik hoop dat je het leuk vindt. (I have a surprise for you, sweetie. I hope you’ll like it.)
exhausted
Doodmoe
Ik heb de hele nacht niet kunnen slapen, dus ik ben nu echt doodmoe. (I couldn’t sleep all night, so I’m really exhausted now.)
have you surfed the internet?
heb je op internet gesurft?
really! or is that true?
Echt waar!
echt waar?
My throat is so dry
Mijn keel is zo droog (de keel)
He is so handsome
Hij is zo knap
soccer team
de Voetbalploeg
Against whom are they playing?
Tegen wie spelen ze?
Ze spelen tegen Frankrijk
They are muscular, they can run fast
Ze zijn gespierd, ze kunnen vlug lopen
favorite actor
de Lievelingsacteur
Mijn lievelingsacteur is Tom Hanks. Ik vind zijn acteervaardigheden geweldig. (My favorite actor is Tom Hanks. I think his acting skills are amazing.)
Go watch the movie with your mother
Ga de film bij je moeder bekijken
vacant position” or “job vacancy
de Vacante betrekking
Ik kom voor de vacante betrekking
Are you immediately available?
Bent u onmiddellijk vrij?
education
de opleiding (en)
experience
de ervaring
Ik heb 15 jaar ervaring in verkoop.
leisure activities or hobbies
de vrijetijdbesteding
Wat zijn jouw favoriete vrijetijdsbestedingen? (What are your favorite leisure activities?)
skill/s
de vaardigheid / vaardigheden
I graduated as a salesperson
Ik ben afgestudeerd als verkoper
to understand” or “to get”
snappen
right / left leg
het rechter / linker been
boring
saai
See you soon!
Tot gauw!
Ik hoop dat u gauw komt.
until and including
tot en met
Het festival vindt plaats van 10 tot en met 15 september. (The festival takes place from the 10th until and including the 15th of September.)
every fifteen minutes
om het kwartier
De trein vertrekt om het kwartier. (The train departs every fifteen minutes.)
De bus rijdt om het kwartier naar het centrum. (The bus runs to the city center every fifteen minutes.)
“every hour” or “hourly
om het uur
announcement / to announce
de aankondiging / aankondigen
De directeur heeft een aankondiging gedaan over de nieuwe bedrijfsstrategie. (The director made an announcement about the new company strategy.)
procession (gecit, toren)
de optocht
pleasure
het plezier
festivity” or “celebration
de feestelijkheid / heden
de feesten
schedule, uurregeling
de rooster
company
het bedrijf
championship
het kampioenschap
to celebrete
vieren, feesten
Verleden week hebben we het kampioenschap van Galatasaray gevierd
meertalig = vanaf ?
5 talen
past X future
het verleden X de toekomst
gross X net
brutto X netto
to have time off” or “to have a day off
vrijaf hebben
Ik heb morgen vrijaf, dus ik kan uitslapen en ontspannen. (I have a day off tomorrow, so I can sleep in and relax.)
to apply for a job
naar een baan solliciteren
Ik ga solliciteren naar een baan bij een groot bedrijf. (I am going to apply for a job at a large company.)
yourself
jezelf
Zorg goed voor jezelf. (Take good care of yourself.)
Je kunt jezelf verbeteren door te blijven leren en groeien. (You can improve yourself by continuing to learn and grow.)
life journey, resume, CV
de levensloop
hebben
bezitten
Ik bezit een rijbewijs B
to be willing” or “to be prepared
bereid zijn
ik ben bereid om je te helpen met je project. (I am willing to help you with your project.)
Ze was bereid om een extra inspanning te leveren om het doel te bereiken. (She was prepared to make an extra effort to achieve the goal.)
basic knowledge X advanced knowledge
basiskennis X gevorderde kennis
Ik heb basiskennis / gevorderde kennis van het Spaans
job seeker
werkzoekend
Ik ben momenteel werkzoekend
international relations
internationale relaties
Business administration
bedrijfskunde
Ik heb Bedrijfskunde gestudeerd aan de universiteit.
salary, wage
het loon
insurance
de verzekering
urgent
dringend
De patiënt heeft dringend medische zorg nodig en moet onmiddellijk naar het ziekenhuis worden gebracht. (The patient needs urgent medical care and must be taken to the hospital immediately.)
permanent job
een vaste baan
Hij heeft eindelijk een vaste baan gevonden na maandenlang solliciteren. (He finally found a permanent job after months of job hunting.)
softly X loudly
zacht X luid
Ik spreek zacht / luid
offer
bieden
Het bedrijf biedt uitstekende arbeidsvoorwaarden aan zijn werknemers. (The company offers excellent employment benefits to its employees.)