Thema 2 Flashcards by Mustafa Kemal Üstün | Brainscape

Q

Inhabitants

A

inwoners

Vlaanderen heeft 6.5 miljoen inwoners

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Capital city

A

De hoofdstad

De hoofdstad van Belgie is Brussel

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

is that right?

A

Klopt dat?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

is it right?

A

Is het juist?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

It / that is right

A

Dat klopt = Het is correct

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

I introduce myself

A

Ik stel me voor
Je stelt je voor

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

To get up

A

Opstaan

Ik sta om 8 uur op
Ik sta op om 8 uur

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

To prepare

A

Klaarmaken

Ik maak het eten klaar

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Introduce

A

Voorstellen

Hij/Ze/U stelt zich voor

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Arrive

A

Aankomen

We kommen in Brussel aan
We kommen aan in Brussel

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Early / late

A

Vroeg / laat

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Give up

A

Afgeven

Ik geef roken af

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Glass/es

A

Glas/glazen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wash up

A

Afwassen

Nogan wast de glazen af

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Think of

A

Nadenken

Elanor denkt ze dochter na

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

To clean

A

Schoonmaken

Ik maak woonkamer schoon

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Write down

A

Opschrijven

Ik schrijf dat op

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Put on / take off

A

Aandoen / afdoen

Ik doe mijn vlinderdas aan / af

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

To play

A

Spelen

Ik speel guitar

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

To spell

A

Spellen

Hoe spel je dat?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Profession(s)

A

Beroep(en)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

May i ask a question?

A

Mag ik een vraag stellen?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Clean / dirty

A

Schoon / vuil

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Take off your shoes

A

Doe je schoenen uit

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Healthy/ unhealthy

A

Gezond / ongezond

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Health

A

Gezondheid

Q

inside / outside

A

Binnen / buiten

Kom binnen

Q

Syllabus (mufredat)

A

De Syllabus

Q

Open / close sth

A

Opendoen/ dichtdoen

Ik doe de syllabus open/dicht

Q

Closed ( shop, hospital etc)

A

Gesloten

De winkel is gesloten

Q

Feast

A

Smullen

Q

Poet / poem ( şair / şiir)

A

De dichter / het gedicht

Een dichter schrijft poëzie

Q

I am crazy about chocolate

A

Ik ben gek op chocolade

Hobby, food or etc

Q

What do you crazy about?

A

Waar ben je gek op?

Q

in love with

A

Verliefd op

Ik ben verliefd je op

Q

I love you

A

Ik hou van je

Q

I like to do sth

A

Ik eet graag chocolade

Q

Cheerful

A

Vrolijk / heel blij

Q

Happy

A

Blij

Q

Very

A

Heel / zeer

Ik ben heel/zeer goed

Q

Village

A

Het dorp

Q

City

A

Stad

Q

Boss

A

De baas

Q

Leader

A

De leider

Q

How are you doing?

It is going well

A

Hoe gaat het (met je) ?

Het gaat zeer goed

Niet ik ben goed

Q

Walk in

A

Binnenlopen

De man loopt politiebureau binnen

Q

Come back

A

Terugkomen

Hoe laat komt de directeur terug?

Q

To shop

A

Winkelen

We winkelen heel graag

Q

To Cough

A

Hoesten

Ik ben ziek. Ik hoest veel

Q

A lot

A

Veel

Ik hoest veel

Q

Gift

A

Cadeau

Moeder geeft me een cadeau

Q

To look after

A

Verzorgen / zorgen voor

Ik zorg voor mijn kinderen

Q

Jobless / unemployed

A

De werkloos / werklozen

Q

Experience

A

De ervaring

Q

Primary & secondary school students

A

De leerlingen

Q

Part time / full time

A

Deeltijd / voltijd

Q

Education/ training

A

De opleiding/en

Q

Calm

A

Kalm / rustig

Q

To follow

A

Volgen

Ik volg alleen Nederlands

Q

Hairdresser

A

De kapper

Q

Hairdresser salon

A

De kapsalon

Ik werkt in een kapsalon

Q

Answers to the questions

A

Antwoorden op de vragen

Q

Dream job

A

De droomjob

Q

For example

A

Bijvoorbeeld