Thema 2

Question 1

Inhabitants

Answer 1

inwoners

Vlaanderen heeft 6.5 miljoen inwoners

Question 2

Capital city

Answer 2

De hoofdstad

De hoofdstad van Belgie is Brussel

Question 3

is that right?

Answer 3

Klopt dat?

Question 4

is it right?

Answer 4

Is het juist?

Question 5

It / that is right

Answer 5

Dat klopt = Het is correct

Question 6

I introduce myself

Answer 6

Ik stel me voor
Je stelt je voor

Question 7

To get up

Answer 7

Opstaan

Ik sta om 8 uur op
Ik sta op om 8 uur

Question 8

To prepare

Answer 8

Klaarmaken

Ik maak het eten klaar

Question 9

Introduce

Answer 9

Voorstellen

Hij/Ze/U stelt zich voor

Question 10

Arrive

Answer 10

Aankomen

We kommen in Brussel aan
We kommen aan in Brussel

Question 11

Early / late

Answer 11

Vroeg / laat

Question 12

Give up

Answer 12

Afgeven

Ik geef roken af

Question 13

Glass/es

Answer 13

Glas/glazen

Question 14

Wash up

Answer 14

Afwassen

Nogan wast de glazen af

Question 15

Think of

Answer 15

Nadenken

Elanor denkt ze dochter na

Question 16

To clean

Answer 16

Schoonmaken

Ik maak woonkamer schoon

Question 17

Write down

Answer 17

Opschrijven

Ik schrijf dat op

Question 18

Put on / take off

Answer 18

Aandoen / afdoen

Ik doe mijn vlinderdas aan / af

Question 19

To play

Answer 19

Spelen

Ik speel guitar

Question 20

To spell

Answer 20

Spellen

Hoe spel je dat?

Question 21

Profession(s)

Answer 21

Beroep(en)

Question 22

May i ask a question?

Answer 22

Mag ik een vraag stellen?

Question 23

Clean / dirty

Answer 23

Schoon / vuil

Question 24

Take off your shoes

Answer 24

Doe je schoenen uit

Question 25

Healthy/ unhealthy

Answer 25

Gezond / ongezond

Question 26

Health

Answer 26

Gezondheid

Question 27

inside / outside

Answer 27

Binnen / buiten Kom binnen

Question 28

Syllabus (mufredat)

Answer 28

De Syllabus

Question 29

Open / close sth

Answer 29

Opendoen/ dichtdoen Ik doe de syllabus open/dicht

Question 30

Closed ( shop, hospital etc)

Answer 30

Gesloten De winkel is gesloten

Question 31

Feast

Answer 31

Smullen

Question 32

Poet / poem ( şair / şiir)

Answer 32

De dichter / het gedicht Een dichter schrijft poëzie

Question 33

I am crazy about chocolate

Answer 33

Ik ben gek op chocolade Hobby, food or etc

Question 34

What do you crazy about?

Answer 34

Waar ben je gek op?

Question 35

in love with

Answer 35

Verliefd op Ik ben verliefd je op

Question 36

I love you

Answer 36

Ik hou van je

Question 37

I like to do sth

Answer 37

Ik eet graag chocolade

Question 38

Cheerful

Answer 38

Vrolijk / heel blij

Question 39

Happy

Answer 39

Blij

Question 40

Very

Answer 40

Heel / zeer Ik ben heel/zeer goed

Question 41

Village

Answer 41

Het dorp

Question 42

City

Answer 42

Stad

Question 43

Boss

Answer 43

De baas

Question 44

Leader

Answer 44

De leider

Question 45

How are you doing? It is going well

Answer 45

Hoe gaat het (met je) ? Het gaat zeer goed Niet ik ben goed

Question 46

Walk in

Answer 46

Binnenlopen De man loopt politiebureau binnen

Question 47

Come back

Answer 47

Terugkomen Hoe laat komt de directeur terug?

Question 48

To shop

Answer 48

Winkelen We winkelen heel graag

Question 49

To Cough

Answer 49

Hoesten Ik ben ziek. Ik hoest veel

Question 50

A lot

Answer 50

Veel Ik hoest veel

Question 51

Gift

Answer 51

Cadeau Moeder geeft me een cadeau

Question 52

To look after

Answer 52

Verzorgen / zorgen voor Ik zorg voor mijn kinderen

Question 53

Jobless / unemployed

Answer 53

De werkloos / werklozen

Question 54

Experience

Answer 54

De ervaring

Question 55

Primary & secondary school students

Answer 55

De leerlingen

Question 56

Part time / full time

Answer 56

Deeltijd / voltijd

Question 57

Education/ training

Answer 57

De opleiding/en

Question 58

Calm

Answer 58

Kalm / rustig

Question 59

To follow

Answer 59

Volgen Ik volg alleen Nederlands

Question 60

Hairdresser

Answer 60

De kapper

Question 61

Hairdresser salon

Answer 61

De kapsalon Ik werkt in een kapsalon

Question 62

Answers to the questions

Answer 62

Antwoorden op de vragen

Question 63

Dream job

Answer 63

De droomjob

Question 64

For example

Answer 64

Bijvoorbeeld