Het Eten 2 Flashcards
1
Q
Shall we?
A
Zullen we?
2
Q
Do you have breakfast regularly?
A
Ontbijt je regelmatig?
3
Q
Breakfast
A
Het ontbijt
4
Q
How often do you shop?
A
Hoe vaak doe je boodschappen?
5
Q
Car
A
De wagen
6
Q
Trolley / market arabasi
A
Het wagentje
7
Q
To share
A
Delen
Ik deel…
8
Q
Indirimde
A
in korting / in reclame
9
Q
First
Then
Afterwards
At the latest
A
Eerst
Dan
Daarna
Ten laatste
10
Q
A net of orange
A
Een net sinaasappel
11
Q
Shopping list
A
Boodshappen lijst (leyst)
12
Q
Fridge
A
De koelkast
13
Q
Empty
A
Leeg
De koelkast is leeg
14
Q
Whole milk
A
Volle melk
15
Q
Semi skimmed / half fat milk
A
Halfvolle melk