Niveau 2.7 Flashcards
What kind of?
Wat voor?
Wat voor een vrouw zou u graag ontmoeten?
hoe?
Waarmee?
Waarmee kan ik u helpen?
colonel (albay)
de kolonel
I have been retired for twelve years
Ik ben al twaalf jaar met pensioen / gepensioeneerd
completely not, not at all
helemaal niet
Hij wil een cola drinken want hij heeft dorst.
OMDAT …?
Hij wil een cola drinken omdat hij dorst heeft.
OMDAT + SUBJECT + (bepalingen) + verbale elementen
widow (dul)
de weduwe (vrouw)
de weduweneer (man)
exciting
spannend(e)
Ik ben benieuwd naar de spannende finale van het sportevenement.
(I’m looking forward to the exciting finale of the sports event.)
rich
rijk
obtain a degree, diploma
behalen diploma
Ik wil graag mijn diploma behalen aan de universiteit.
(I want to obtain my degree at the university.)
to be precise” or “to be exact (tam olarak)
om precies te zien
Het evenement begint om 19.30 uur, om precies te zien.
(The event starts at 7:30 PM, to be precise.)
Ze heeft 7 boeken in haar collectie, om precies te zien.
(She has 7 books in her collection, to be exact.)
abroad x domestic
het buitenland x het binnenland
to die
Doodgaan = overlijden
Mijn opa is vorige week doodgegaan. Hij was al een tijd ziek.
(My grandfather passed away last week. He had been ill for some time.)
De patiënt is vanochtend overleden in het ziekenhuis.
(The patient died this morning in the hospital.)
to hope for
verhopen
De ouders verhopen dat hun kinderen een goede toekomst zullen hebben.
(The parents have high hopes that their children will have a bright future.)
to lower
verlagen
De prijzen van de producten zijn verlaagd tijdens de uitverkoop.
(The prices of the products have been lowered during the sale.)
to save (money)
sparen
suitable
geschikt
to satisfy
tevreden stellen
Het is erg moeilijk om iederen te stellen
to spend money
geld uitgeven
map, floor plan
de plattegrond
fountain pen (dolma kalem)
de vulpen
to attend a performance” or “to be present at a show
Optreden bijwonen
Ik ga vanavond een optreden bijwonen van mijn favoriete band.
(I am going to attend a performance by my favorite band tonight.)
to be volunteer
vrijwilligerswerk doen
to improve physical condition
lichamelijke conditie verbeteren
Ik ga met de fiets omdat ik vlakbij woon.
OMDAT …..
Omdat ik vlakbij woon, ga ik met de fiets
(inversie)
joke
de grap
to dress” or “to get dressed
zich aankleden
Ik sta altijd vroeg op zodat ik me rustig kan aankleden.
(I always wake up early so I can dress myself calmly.)
Ze kleedt zich snel aan om op tijd op het werk te kunnen zijn.
(She dresses quickly to be on time for work.)
to coach, accompany
begeleiden / de begeleiding
handicapped traveller
gehandicapte reiziger
conditions
de voorwarden
outbound journey” and “return journey
de heenreis & de terugreis
We hadden een comfortabele heenreis met de trein naar Parijs.
(We had a comfortable outbound journey by train to Paris.)
De terugreis met het vliegtuig verliep voorspoedig en we waren op tijd thuis.
(The return journey by plane went smoothly, and we arrived home on time.)
otherwise
anders
to survive
overleven
Tijdens de barre winter moesten ze vechten om te overleven.
(During the harsh winter, they had to struggle to survive.)
to exist
bestaan
to protect
beschermen
Ouders zorgen ervoor dat ze hun kinderen beschermen tegen gevaar.
(Parents make sure to protect their children from danger.)
member(s)
het lid / de leden
to become a member
lid worden
to cut down trees
kappen de bomen
De gemeente heeft besloten om enkele zieke bomen te kappen om verspreiding van de ziekte te voorkomen.
je vs. jij
“Je” is the unstressed or weak form of “jij” and is more commonly used in spoken language. It is often used in casual or informal contexts and tends to blend in with the rest of the sentence.
Example:
Kun je dat voor me doen? (Can you do that for me?)
Heb je gisteren de film gezien? (Did you see the movie yesterday?)
“Jij” is the stressed or strong form of “je” and is used to put emphasis on the pronoun. It is more common in formal or written language and stands out more in the sentence.
Example:
Jij moet dit probleem oplossen. (You have to solve this problem.)
Waarom kom jij altijd te laat? (Why are you always late?)
to cultivate (yetistirmek)
kweken
such as
zoals
question mark
het vraagteken
Ik heb een plan
Ik ben van plan
Ik ben van plan een reis te maken
would prefer
wil het liefst
Ik wil het liefst naar het strand gaan.
(I would prefer to go to the beach, most preferably.)
Zij wil het liefst vroeg naar bed gaan.
(She would prefer to go to bed early, most preferably.)
We willen het liefst Italiaans eten vanavond.
(We would prefer to have Italian food tonight, most preferably.)
Hij wil het liefst buiten sporten in plaats van binnen.
(He would prefer to exercise outdoors instead of indoors, most preferably.)
certainly, sir/ma’am
zeker meneer/mevrouw
I like to eat apples but I prefer bananas
Ik eet graag appels maar ik eet liever bananen
something nice
something beautiful
iets leuks
iets moois
Ik wil vanavond graag iets leuks doen.
(I would like to do something nice tonight.)
a hotel with half board
een hotel met halfpension
to stay
logeren
Waar willen ze logeren?
where would you like to go?
Waar zou je graag naartoe gaan?
tower
de toren
Eifel toren
with the four of us
met ons vieren
We gaan vanavond uit eten met ons vieren.
(We are going out to dinner with the four of us.)
Perfectum (zijn)
Ik, Je, Ze, Hij, U –> was
We, Jullie, Ze –> waren
job application
de sollicitatie
Ik had vorige week een sollicitatiegesprek bij een groot bedrijf.
(I had a job interview at a large company last week.)
To point, to indicate
wijzen
Hij wees naar de foto op de muur.
(He pointed at the photo on the wall.)
Deze cijfers wijzen op een groeiende economie.
(These numbers indicate a growing economy.)
landscape
het landscap
to have car trouble” or “to have a car breakdown
autopech hebben
Mijn auto wil niet starten. Ik denk dat ik autopech heb.
(My car won’t start. I think I have car trouble.)
memory(ies)
de herinnering(en)
last year
verleden jaar
1 year ago
1 jaar geleden
Ik ben 1 jaar geleden vertrokken
darling, sweetheart
het liefje
spider(s)
de spin(en)
To recover or heal / To repair or fix:
Herstellen
Hij herstelt snel na de operatie.
(He is recovering quickly after the surgery.)
De monteur zal de auto herstellen.
(The mechanic will repair the car.)
to sail
varen
Structuur van de zin in het Nederlands
Tijd + Maneer + Plaats
Toothbrush
De Tandenborstel
Soap
De Zeep
Pocket knife
Het Zakmes
travel pharmacy
de Reisapotheek
Sun hat
de Zonnehoed
Handtowel
de Handdoek
Torch
de Zaklamp
handkerchiefs (mendil)
de Zakdoekjes
Back pack
de Rugzak
Swimsuit
Het Badpak
Kite (ucurtma)
de Vlieger
Drinking bottle
de Drinkfles
Walking shoes
de Wandelschoenen
How many are you? Kac kisisiniz?
Met hoevelen bent u?
14 dagen met ons vieren