Niveau 2.3 Flashcards
To invite / invitation
uitnodigen / de uitnodiging
Ik wil mijn vrienden uitnodigen voor mijn verjaardagsfeestje. (I want to invite my friends to my birthday party.)
Zou je me willen uitnodigen voor je bruiloft? (Would you like to invite me to your wedding?)
Biri telefonda Muatafa Kemal ile gorusmek istiyorum dediginde
Daar spreekt u me
Does it work for you?
It works for me
Past je dat?
Dat past me
To suit / to fit
Passen
Deze schoenen passen goed bij mijn jurk
To collect / to gather
Verzamelen
Mijn broer verzamelt postzegels
We moeten geld verzamelen voor het goede doel
Charity
Het goede doel
Future
De toekomst
Wat zijn je wensen voor de toekomst?
In the afternoon
In de namiddag
A little bit
Een mondje
Ik spreek al een mondje Nederlands
To make money
Geld verdienen
Ik wil graag geld verdienen door te werken
Zij heeft vorige week €500 verdiend.
Salary
Het salaris
To win the lottery
Met de lotto winnen
Ik hoop dat ik ooit met de lotto win
To make a world trip
Wereld reis maken
Ik maak elke 10 jaar een wereldreis
Ik wil rond de wereld reisen
To go out / to go on a night out
Uitgaan
Ik ga vanavond uit met mijn vrienden
Wanneer gaan we weer eens uit?
In 3 years
Binnen 3 jaar
Independent
Zelfstandig
To light
Blanden
To sew / to fuck
Naaien
Sunburn creme
Zonnebrandcreme
Wide
Breed / brede
With long sleeves
Met lange mouwen
Thick x thin
Dikke x dunne
Dikke/dunne stukjes kaas
Mushroom slices
Schjifjes champignons
Boring x interesting
Saai x interessant
City x countryside
De stad x Het platteland
Ik ben opgegroeid op het platteland
Famous, known
Beroemd
Bekend
Same x opposite
Hetzelfde x het tegengestelde
Tourist
De toerist
De vakantieganger