Perceptuele ontwikkeling - literatuur hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

leg het onderscheid tussen sensatie en perceptie uit

A

sensatie: de neiging om een bepaalde stimulus op te speuren via een sensorisch systeem.
Sensatie verwijst naar de fysieke ervaring van een stimulus.
perceptie: de processen die we doormaken ten behoeve van onze sensaties.
Het is de manier waarop we betekenis geven aan de sensaties die we ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

neonates

A

pasgeborenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

perceptuele en motorische activiteiten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. leg uit waarom dit zo is.

A

motorische activiteit biedt de zuigeling een belangrijk middel voor het leren over de wereld en stimuleert de ontwikkeling van perceptuele vermogens.
wanneer een baby perceptuele vaardigheden ontwikkelt, ontwikkelt deze ook motorische vaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onderzoek naar de perceptie van baby’s probeert twee belangrijke vragen te beantwoorden:

A
  1. wat kunnen zuigelingen waarnemen bij de geboorte?
  2. hoe veranderen de perceptuele vaardigheden gedurende de eerste maanden van het leven?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

er zijn een aantal redenen om deze vragen te beantwoorden
1. wat kunnen zuigelingen waarnemen bij de geboorte?
2. hoe veranderen de perceptuele vaardigheden gedurende de eerste maanden van het leven?
wat zijn deze redenen (2):

A
  1. of de perceptuele vaardigheden aanwezig zijn door genetische erfenis of dat zuigelingen deze verwerven na verloop van tijd.
  2. onze perceptie stelt ons in staat om te communiceren met andere menselijke wezens. het heeft dus ook een diepgaand effect op onze cognitieve ontwikkeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Flavell noemt drie redenen waarom ontwikkelingsonderzoekers de perceptuele bevoegdheden van zuigelingen hebben onderschat:

A
  1. er was sprake van een ongerechtvaardigde generalisatie van waarnemingen van de motoriek van zuigelingen naar de perceptuele vaardigheden.
    omdat baby’s motorisch niet vaardig zijn werd er ook vanuit gegaan dat ze perceptueel niet vaardig waren.
  2. er bestaat een traditie dat mensen denken dat we met beperkte vaardigheden worden geboren die geleidelijk beter worden.
  3. kleuters laten een duidelijke verbetering zien in hun perceptuele vaardigheden, dus zouden de perceptuele vaardigheden van baby’s een stuk lager liggen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

er zijn twee prominente perspectieven op perceptie die rechtstreeks leiden naar de twee theorieën van perceptuele ontwikkeling. welke zijn dit?

A

het nativisme en empirisme/constructivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

richting een van de twee theorieën van perceptuele ontwikkeling wijst een overweldigende hoeveelheid bewijs, welke theorie is dit?

A

nativistische theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de theorie van de directe perceptie is een weergave van het nativisme. leg uit wat de theorie van directe perceptie inhoudt

A

onze perceptuele systemen zijn geëvolueerd om informatie die beschikbaar is in onze omgeving op te halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

noem een argument tegen de nativistische theorie

A

informatie, opgedaan door een organisme door middel van transactie met het milieu, kan onze perceptie beïnvloeden. waarnemingen zijn constructies: het resultaat van voorkennis wordt gebruikt bij onze interacties met het milieu om de directe ervaring te interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat benadrukken constructivistische theorieën (empirische)

A

de perceptuele ontwikkeling is grotendeels het gevolg an iemands interacties met de omgeving die tot de bouw van ons begrip van de wereld leidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Piagets theorie van de perceptuele ontwikkeling

A

hij geloofde dat perceptie zich niet ontwikkelt, maar ‘door de opdiende structuren van intelligentie verrijkt wordt’. in zijn ogen is het onze intelligentie waaruit een voortdurend patroon van ontwikkeling blijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Piagets theorie over de perceptuele ontwikkeling maakt een kritisch onderscheid tussen twee dingen:

A

tussen perceptie (sensorisch waarnemen) en perceptuele activiteit (aanpassing van de sensorische waarneming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is perceptuele ontwikkeling volgens de Gibson’s theorie?

A

een actief cognitief proces waarin we selectief omgaan met het scala aan mogelijkheden afhankelijk van het milieu waarin we verkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een belangrijk concept in de Gibson’s theorie is affordances, wat zijn dit?

A

de eigenschappen van objecten die het individu mogelijkheden bieden om op verschillende manieren te communiceren met een object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een van de meest gemeenschappelijke en eenvoudige onderzoekstechnieken die onderzoekers hanteren voor de perceptuele ontwikkeling? (noem de naam van de methode en licht kort toe wat deze inhoudt

A

preferentiële kijktechnieken:
het gebruikmaken van de perceptuele voorkeuren van baby’s. (door te onderzoeken waar ze liever naar kijken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de (kijk)voorkeuren van baby’s vertellen ons twee dingen over het perceptuele systeem:

A
  1. het laat ons zien welke soorten stimuli de zuigeling kan onderscheiden of discrimineren
  2. de voorkeuren van kinderen onthullen iets over de aard van hun perceptuele systemen
18
Q

gewenning studies zijn vergelijkbaar met de preferentiële kijkstudies, leg uit waarom dit zo is.

A

preferentiële kijkstudies bestuderen hoe lang een baby iets interessant vindt om te kijken waar de voorkeuren van de baby liggen.
gewenning studies kijken naar hoe lang het duurt voordat een baby minder interesse toont (dus gewend raakt aan de stimuli)

19
Q

gewenning studies worden gekenmerkt door het gebruik van twee concepten:

A
  1. verveling
  2. nieuwheid
20
Q

noem een beperking van het gebruik van preferentiële kijkstudies

A

de mogelijkheid dat een kind perceptueel onderscheid kan maken tussen twee prikkels, maar niet per se een voorkeur heeft.
voorkeuren impliceren discriminatie, maar discriminatie impliceert geen enkele voorkeur

21
Q

wat is het rooting reflex van baby’s

A

tendens van zuigelingen om te zoeken naar objecten die ze aanraken met de wang

22
Q

wat is een teken dat baby’s gevoelig zijn voor aanraking?

A

het rotting reflex

23
Q

babinski reflex (en waarvoor is het handig)

A

het spreiden van de tenen en de voet
handig voor het opsporen van voren schade aan het zenuwstelsel

24
Q

wat vormt een bron van bewijs dat zuigelingen pijn ervaren tijdens medische procedures

A

het vrijkomen van het stresshormoon cortisol

25
Q

zijn zuigelingen gevoelig voor smaak

A

ja

26
Q

waar speelt geur een belangrijke rol in bij baby’s (2)

A

in het helpen onderscheiden van de belangrijkste mensen in hun leven
het biedt een zekere mate van bescherming tegen geuren die afkomstig zijn van giftige stoffen

27
Q

wat toonde de studie van MacFarlene aan (betreft de geur)

A

baby’s van zes dagen oud konden op basis van geur hun moeder onderscheiden van andere vrouwen

28
Q

pasgeborene kunnen al goed horen. toch is er een dimensie waarop het gehoor van zuigelingen niet overeenkomt met dat van volwassenen

A

auditieve gevoeligheid
volwassenen kunnen veel zachtere geluiden horen dan pasgeboren baby’s

29
Q

wat is het minst ontwikkelde zintuig bij de geboorte

A

het visuele systeem (zien)

30
Q

wat is een aspect van het visuele systeem dat verdere ontwikkeling ondergaat na de geboorte

A

het netvlies (retina)
de cellen waaruit het netvlies bestaat, zijn nog niet helemaal gerijpt bij de geboorte. de delen van de hersenen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking van deze informatie, ondergaan ook rijping.

31
Q

gezichtsscherpte

A

verwijst naar de kwaliteit van iemands visie/zicht, gemeten in de termen van de verfijndheid van de verschillen die zij kunnen onderscheiden

32
Q

noem de drie belemmerende aspecten van het visuele systeem bij zuigelingen

A
  1. onvolgroeide netvlies
  2. gezichtsscherpte is heel slecht
  3. de spieren die oogbewegingen maken zijn nog relatief onvolgroeid
33
Q

tint (hue)

A

verwijst naar de golflengte van het lichaam de primaire functie die de ene kleur van de andere onderscheid

34
Q

wanneer zijn kinderen in staat om kleuren op dezelfde wijze waar te nemen als volwassenen?

A

vier maanden oud

35
Q

hoe heten de cellen die kleuren verwerken en waar bevinden deze zich

A

kegels (cones) en deze bevinden zich in het midden van het oog.
kegels van een pasgeboren kind zijn niet volledig ontwikkeld

36
Q

wat zag Frantz in een onderzoek dat hij deed naar patronen perceptie

A

baby’s kijken liever naar patronen dan vlakke prikkels.
naarmate ze ouder worden lijken zuigelingen ook steeds meer de voorkeur te geven aan complexe visuele patronen

37
Q

wat is contrastgevoeligheid

A

een van de functies die lijkt te regeren over de voorkeuren van zuigelingen. het verwijst naar de karakteristieke veranderingen in de helderheid in de verschillende regio’s van een visueel patroon

38
Q

op welke manier scannen zuigelingen een visueel patroon

A

zuigelingen zullen zich in eerste instantie richten op de randen en grenzen van het patroon.

39
Q

grootte-standvastigheid (size constancy)

A

het vermogen om de grootte van het object correct in te schatten, onafhankelijk van hoever de waarnemer van het object vandaan is
baby’s zijn uitgerust met dit vermogen

40
Q

intermodale perceptie

A

de intergratie van zintuigelijke informatie uit meer dan een modaliteit tegelijk