perceptuele ontwikkeling - hoorcollege 3 Flashcards

1
Q

welke zintuigen bevinden zich in het cutane systeem

A

voor tast en pijn: dit zijn de cutane zintuigen en deze zintuigen zitten op de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke twee types mechanoreceptoren bevinden zich direct onder het huidoppervlak?

A
  1. de schijven van Merkel: sturen continu informatie naar de hersenen wanneer de stimulus aanwezig is.
    belangrijk voor: details/vorm waarnemen.
  2. de tastlichaampjes van Meissner: vuren slechts als een stimulus verschijnt en verdwijnt.
    belangrijk voor: grijpen/vastpakken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke twee types mechanoreceptoren bevinden zich dieper onder het huidoppervlak?

A
  1. Ruffini cilinders: geven bij stimulatie continu signalen af
    belangrijk voor: rekken van de huid
  2. tastlichaampjhes van Pacinian: vuren slechts signalen ad als een stimulus verdwijnt en verschijnt.
    belangrijk voor: voelen structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat was de vraagstelling van het Two-point discriminatoir threshold experiment? en wat kon uit dit experiment geconcludeerd worden?

A

of iemand 1 of twee punten in zijn huid voelde prikken. de drempel hierbij is de minimale afstand tussen twee stimuli die betrouwbaar waargenomen kan worden.
conclusie: als de afstand (drempel) te klein is, zullen de stimuli niet worden waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe kan je bij kinderen het beste zien of ze iets voelen

A

als ze erop reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

noem vier belangrijke reflexen voor de ontwikkeling van een kind

A
  1. rooting reflex
    aangeven dat de baby gevoed wil worden
  2. grijpreflex
    handpalm stimuleren –> sluiten hand
  3. Babinsky reflex
    spreiden van tenen als er wordt gewreven over voedzool
  4. loopreflex
    als je baby vasthoud onder zijn armen zal de baby zijn voetjes optrekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

baby’s raken gewend aan bepaalde objecten waarnemen met de tastzin. welke twee onderzoeken toonden dit aan en leg kort uit wat ze hebben gedaan in deze onderzoeken?
(Gibson en Streri)

A

Gibson en Walker:
babys van 1 maand oud herkennen visuele wat zij eerder in hun mond hebben gehad. baby’s herkende lepeltjes die zij in hun mond hadden gehad
Streri en collega’s:
tasthabituaties bij baby’s van twee dagen oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in het begin nemen baby’s objecten passief waar, geef hiervan een voorbeeld

A

ouders stoppen objecten in hun handjes omdat ze weinig initiatief voor exploratie tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

als een kind ongeveer vijf maanden oud is, is er sprake van …

A

haptische exploratie
er wordt actief waargenomen met de fijne tastzin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lederman en Klatzky onderzochten verschillende exploratieve procedures.
wat zijn dit en noem ze alle zes

A

de manieren waarop mensen op basis van tast objecten exploreren
1. laterale bewegingen
2. druk uitoefenen
3. omvatten
4. contouren volgen
5. statisch contact
6. optillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Harry Harlow deed onderzoek met baby aapjes. vertel wat over dit onderzoek en vertel ook wat dit experiment heeft aangetoond

A

hij haalde baby aapjes weg bij de moeder en de aapjes werden gevoed door een harde, ijzeren nep moeder aap. ook was er een zachte nep moederaap die de baby’s niet voedde.
bij een eng geluid zochten de baby aapjes de zachte nep moederaap op.
dit experiment toont aan dat aanraking een veilig gevoel biedt en dat dat losstaat van voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe wordt pijn gemeten? (objectief/subjectief)

A
  • dmv vragenlijsten/schalen maar dit is subjectief.
  • objectiever is het meten van autonome response bij baby’s en kinderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

autonome response (om pijn objectief te meten)

A

hierbij wordt verondersteld dat men stress krijgt van pijn.
- hartslag meten
- huidgeleiding meten (pijn=stress=meer zweten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe worden pijnreceptoren ook wel genoemd?

A

nocireceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

twee hoofdsoorten pijnreceptoren:

A
  1. mechanoreceptoren (hoge drempel, reageren op intense mechanische pijnstimulatie)
  2. polymodale nocireceptoren (intense mechanische stimulatie, temperaturen, chemische stoffen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een verschil tussen pijnreceptoren en andere receptoren

A

pijnreceptoren adapteren niet bij een aanhoudende stimulatie, andere receptoren wel.

17
Q

temperaturen worden door twee receptoren waargenomen:

A
  1. koude receptoren (lager dan lichaamstemperatuur en ook temperaturen boven de 45 graden)
  2. warmtereceptoren (temperaturen vanaf de lichaamstemperatuur tot aan 45 graden)
18
Q

wat is het verschil tussen het placebo effect en het norcebo effect

A

placebo: iets doet eigenlijk geen pijn maar er wordt wel pijn ervaren
nocebo: iets doet eigenlijk wel pijn maar er wordt geen pijn ervaren.

19
Q

wat is de rol van aandacht bij pijnervaring

A

als een mens veel aandacht besteed aan de pijn, zal de pijn intenser zijn dan wanneer hij er niet aan probeert te denken

20
Q

waardoor komt het dat wanneer een mens veel aandacht besteed aan de pijn, de pijn intenser is dan wanneer hij er niet aan probeert te denken

A

vrolijk = minder pijn
mindere gemoedstoestand = meer pijn

21
Q

proprioceptie

A

waarneming van de positie en beweging van lichaamsdelen zonder visuele input.

22
Q

verstoorde proprioceptie kan komen door (4):

A
  1. dronken
  2. autisme
  3. parkinson
  4. hypermobiliteit
23
Q

hoe heeft men de proprioceptie onderzocht (3 onderzoeken)
1. Hurley en collega’s
2. Holst-Wolf, Yeh en Konczak]
3. Sigmundsson, Whiting en Loftesnes

A
  1. of een persoon na het strekken zijn been weer terug in exact dezelfde buiging kon komen met zijn knie
  2. bimanueel manipulandum (meten proprioceptie)
  3. kinderen geblinddoekt naar grote teen wijzen
24
Q

wat zijn de conclusies van deze onderzoeken over proprioceptie?
1. Hurley en collega’s
of een persoon na het strekken zijn been weer terug in exact dezelfde buiging kon komen met zijn knie
2. Holst-Wolf, Yeh en Konczak
bimanueel manipulandum (meten proprioceptie)
3. Sigmundsson, Whiting en Loftesnes
kinderen geblinddoekt naar grote teen wijzen

A
  1. mensen van 23 konden dit het beste en ouderen minder goed
  2. gemiddelde afwijking van de referentie nam niet af met leeftijd, maar met de variabiliteit wel.
  3. kinderen konden het beter naarmate ze ouder werden
    meisjes verbeterden altijd wel, jongens niet
25
Q

introceptie

A

waarneming van informatie vanuit en over de interne organen

26
Q

wat is het vestibulaire systeem

A

het evenwichtssysteem, hiermee worden bewegingen van je hoofd en daarmee de positionering van het lichaam bepaald.