Perceptuele ontwikkeling - hoorcollege 5 Flashcards

1
Q

wat zijn de functies van kleuren zien?

A
  1. makkelijker om objecten te identificeren/classificeren
  2. signaalfunctie: kleur zegt vaak iets over een object
  3. waarschuwingsfunctie
  4. vinden van voedsel (evolutionair)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waardoor kan men kleuren waarnemen

A

licht
door het verschil in de elektromagnetische lichtgolven nemen mensen verschillende kleuren waar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zijn golflengtes continu of categorisch?

A

hoewel golflengtes contiue variabelen zijn, nemen mensen geen continuüm aan kleuren waar. mensen categoriseren deze continue variabele tot een categorische variabele en kunnen zo verschillende kleuren waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

op het vetvlies liggen twee soorten lichtgevoelige cellen:

A

staafjes en kegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de functie van de kegeltjes

A

hierdoor kunnen mensen kleuren waarnemen. op het netvlies liggen verschillende kegeltjes om de verschillende golflengtes te kunnen zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

trichromatopsie

A

als iemand alle kleuren kan zien/kleurenziend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mensen bij wie niet alle kegeltjes goed werken, hebben een vorm van …

A

kleurenblindheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

er zijn drie soorten kleurenblindheid

A
  1. dichromatopsie
    twee soorten kegeltjes die goed werken. rood/groen kleurenblind
  2. monochromatopsie
    één type kegeltje werkt
    degene is vaak ook slechtziend
  3. achromatopsie
    geen enkele kegel werkt voldoende om kleuren te kunnen waarnemen
    deze mensen zijn zeer slechtziend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kleur heeft drie dimensies

A
  1. kleurtint (intensiteit van de kleur)
  2. helderheid (hoeveelheid licht)
  3. verzadiging (gevolg van een bepaalde hoeveelheid wit die door de kleur gemengd is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe verloopt het ontwikkelen van kleur perceptie bij baby’s (3 fasen)

A

tot acht weken zijn ze kleurenblind
vanaf acht weken is de kleurperceptie ontwikkeld, maar er zijn dan nog geen differentiaties bij de korte golflengtes
na 2-4 maanden is de perceptie van kleuren bij kinderen vergelijkbaar met de kleurperceptie ban volwassenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kleurconstantie

A

Kleurconstantie verwijst naar het vermogen van het menselijk visueel systeem om kleuren consistent waar te nemen, ongeacht de veranderingen in de belichting en de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer is kleurconstantie bij baby’s volledig ontwikkelt?

A

20 weken oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

binoculaire dispariteit

A

beide ogen zien iets anders. beide ogen krijgen dus een ander beeld op het netvlies, de hersenen maken een beeld van de twee beelden van de verschillende invalshoeken. hierdoor kunnen mensen diepte zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gekruiste dispariteit

A

objecten die voor het object van focus liggen zorgen hiervoor (dichtbij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ongekruiste dispraiteit

A

objecten die achter het object van focus liggen zorgen hiervoor (verder weg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

babys van twaalf weken hebben de voorkeur voor patronen met … dispariteit

A

gekruiste

17
Q

babys van zeventien weken hebben de voorkeur voor patronen met … dispariteit

A

ongekruiste

18
Q

kijkvoorkeur wordt bepaald door

A

nature en nurture

19
Q

oculmotor

A

is de bewegingszenuw van het oog

20
Q

wat doet de lens om iets scherp te kunnen zien?

A

accomoderen

21
Q

de lens wordt … als een object dichtbij is en de lens wordt … als een object ver weg is

A

boller
holler

22
Q

convergeren

A

ogen moeten om dichtbij te kijken naar elkaar toegaan, dit heet convergeren

23
Q

divergeren

A

ogen moeten om verder weg te kijken van elkaar weg bewegen, dit heet divergeren

24
Q

optische expansie

A

als een cirkel groter wordt, denken mensen dat het op hen afkomt

25
Q

optische contractie

A

als een cirkel kleiner wordt, denken mensen dat het object eerder van hen weggaat

26
Q

op optische expansie geven babys van … oud al een respons
ze kunnen dan namelijk …

A

1-2 maanden
ze kunnen dan namelijk openingen van objecten onderscheiden

27
Q

wanneer is er sprake van deletion

A

als het object dat het verste weg is, verdwijnt achter het voorste object
de achtergrond wordt dus minder zichtbaar

28
Q

wanneer is er sprake van accretion

A

als de achtergrond meer zichtbaar wordt.

29
Q

motion parallax

A

alles wat ver weg is lijkt langzaam te bewegen en alles wat dichtbij is, lijkt heel snel te bewegen