Motorische ontwikkeling - literatuur college 4 Flashcards

1
Q

waaruit bestaan chromosomen?

A

genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn genen

A

genen zijn de dragers van erfelijke eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

conceptie

A

bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leg uit wat er gebeurt tijdens de celdeling van de eicel en zaadcel? en hoe heet dit proces?

A

de eicel (ovum) en de zaadcel (spermatozoïde) smelten samen. dit is een bijzondere vorm van celdeling en heet cel rijping of reductiedeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het hebben van dezelfde genen betekent wel/niet dat de biologische ontwikkeling identiek is? en waarom wel/niet?

A

niet, het aantal mogelijke genencombinaties bij kinderen is enorm groot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de prenatale periode

A

ontwikkeling in de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de prenatale periode wordt in drie perioden ingedeeld:

A
  1. periode van het ovum: hierin vinden snelle celdelingen plaats (0-2 weken)
    deze periode eindigt met de innesteling van de vrucht in de baarmoederwand.
  2. embryo: (2-8 weken)
  3. foetus (9 weken - geboorte)
    het foetale stadium begint als de vrucht een menselijke vorm heeft aangenomen en alle organen aanwezig zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de oorzaak van de meeste sterfgevallen tijdens de prenatale periode

A

het ontstaan van misvormingen als het gevolg van deviante (afwijkende) ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe noemt men de bestudering van deviante ontwikkeling binnen het embryologische onderzoek?

A

teratologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tijdens de zwangerschap zijn sensitieve of kritieke perioden aan te wijzen, wat wordt er bedoeld met kritieke/sensitieve perioden?

A

dat zijn perioden waarin de ontwikkeling van specifieke organen of weefsels gevaar lopen om te ontsporen. dit zijn de organen en weefsels die in hun ontstaansfase verkeren en waarbinnen een snelle celdeling plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leg uit waarom een biologisch vlekkeloze prenatale ontwikkeling geen garantie is voor een probleemloze postnatale ontwikkeling

A

invloeden tijdens of vlak na de geboorte kunnen de ontwikkeling negatief beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de neurale ontwikkeling?

A

de ontwikkeling van de zenuwcellen in de hersenen en van het zenuwstelsel op basis van individuele cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat vormt het begin van de neurale ontwikkeling?

A

het ontstaan van een verdikking in het ectoderm tijdens de tweede week na de conceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de neurale ontwikkeling?

A

de ontwikkeling van de zenuwcellen in de hersenen en van het zenuwstelsel op basis van individuele cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kinderen komen niet met volgroeide hersenen de wereld in. hoe komt dit?

A

door de relatief korte duur van de zwangerschap bij mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoeveel procent van de ontwikkeling van de hersenen vindt buiten de baarmoeder plaats?

A

75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

heeft ervaring invloed op de ontwikkeling van de hersenen?

A

ja, wel degelijk. verschillende onderzoeken met dieren tonen aan dat delen in de hersenen verschillende functies aan kunnen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de effecten van ervaring op de ontwikkeling worden ingedeeld in twee neurale processen:

A
  1. een ervaring-afwachtend proces
    is een proces die is betrokken bij de informatie die voor alle diersoorten gelijk is (zien met ogen)
  2. ervaring-afhankelijk proces
    bestaat uit de opslag van informatie die specifiek is voor de mens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het feit dat ervaring effect heeft op de ontwikkeling van de hersenen geeft aan dat deze ontwikkeling … is

A

modificeerbaar/aanpasbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de plasticiteit van de hersenen is aanzienlijk, in welke periode is dit voornamelijk het geval?

A

in de periode na de geboorte

21
Q

wat zijn de kenmerken van plasticiteit van de hersenen? (3)

A
  1. mogelijkheid tot overname van functies van andere gebieden
  2. het vermogen tot herstel
  3. het optreden van anatomische reorganisaties na een hersenletsel
    (veranderingen die optreden in de structuur en organisatie van de hersenen als reactie op veranderingen in de omgeving, ervaringen of letsel)
22
Q

leg uit dat de plasticiteit van de hersenen beperkt is

A

omdat niet alle neurologische beschadigingen zich kunnen herstellen. als er binnen de kritieke perioden van de hersenen schade ontstaat, kan dit niet meer hersteld worden.

23
Q

cerebrale laterisatie

A

dit verwijst naar de taakverdeling tussen twee hersenhelften

24
Q

hemisferen

A

de twee hersenhelften, deze vormen elkaars spiegelbeeld

25
Q

waarvan is lateralisatie een gevolg?

A

van ontwikkelingsprocessen

26
Q

wat is het progressieve lateralisatiemodel (van Lennenberg)

A

Volgens Lennenberg neemt de lateralisatie tijdens de ontwikkeling progressief toe. dit model wordt tegenwoordig afgewezen

27
Q

wat is het invariante lateralisatiemodel

A

dit is een heranalyse van het progressieve lateralisatiemodel. hieruit kwam de opvatting dat de cerebrale lateralisatie al met een leeftijd van vijf jaar is afgerond.

28
Q

lateralisatie

A

het specialiseren van bepaalde functies in één hersenhelft.

29
Q

wat is substantiële ontwikkeling

A

substantiële ontwikkeling verwijst naar de groei en verandering van het lichaam en de hersenen van een individu, evenals de ontwikkeling van vaardigheden en kennis die nodig zijn om te functioneren in de wereld

30
Q

hoe meet men tegenwoordig vaak de handvoorkeur? en ligt kort toe op welke manier dit dan wordt onderzocht.

A

met een vragenlijst: de proefpersoon moet aangeven welke hand hij gebruikt bij wat minder ‘cultureel gekleurde’ handelingen.

31
Q

bilaterale handvoorkeur (ambidexters)

A

mensen die geen onderscheid maken in de voorkeur van linkshandig en rechtshandig.

32
Q

de oorzaak van handvoorkeur is wel/niet een eenduidig ?

A

niet eenduidig, er zijn dus meerdere factoren van invloed op het ontstaan van handvoorkeur

33
Q
  1. wat is de Doman-Delecato therapie?
  2. het programma is gebaseerd op opvattingen van Delecato, wat zijn deze opvattingen?
  3. voor wie was de behandeling geschikt?
  4. wat is de kern van de behandeling?
A
  1. een behandelingsprogramma voor de motoriek van kinderen gebaseerd op de functionele asymmetrie van de hersenen.
  2. Delecato gaat uit van de gedachte dat een niet-optimale neurologische organisatie van een kind negatieve gevolgen heeft voor het motorisch gedrag en schoolprestaties in de vorm van hyperactief gedrag en leesproblemen.
  3. voor kinderen met leesproblemen (en hyperactiviteit)
  4. de kern is gericht op het tot stand brengen van een ‘juiste’ functionele asymmetrie van de hersenen
34
Q

welke conclusies worden er getrokken over het resultaat van de Doman-Delacato therapie (en de therapie in het algemeen)?

A

deze therapie is, ondanks de aansprekende theorie, niet effectief. dit komt doordat de behandeling te dwangmatig is.

35
Q

wat wordt er bedoelt met de non-lineaire groei van het lichaam?

A

tijden van gestadige groei worden afgewisseld met groeiversnellingen en vertragingen. de groei is dus niet lineair.

36
Q

hoe wordt de groei van het lichaam gereguleerd?

A

door het groeihormoon (somatotropine)

37
Q

seculaire effecten

A

seculaire effecten verwijzen naar de veranderingen in de kenmerken van een populatie over een langere periode van tijd. Deze veranderingen kunnen het resultaat zijn van zowel genetische als omgevingsfactoren, en kunnen leiden tot een verandering in de frequentie van bepaalde kenmerken of eigenschappen binnen de populatie

38
Q

wat is een redelijk betrouwbare maat om het ontwikkelingsniveau van kinderen te meten?

A

de skeletleeftijd

39
Q

tegenwoordig is de interesse in het meten van de skeletleeftijd dalend. door welke twee redenen komt dit?

A
  1. er zijn heel veel verschillende methoden om de skeletleeftijd vast te stellen. hierdoor kan je dit lastig met elkaar vergelijken.
  2. de beperkte betekenis van de maat
40
Q

lichaamsbouw heeft directe gevolgen voor de motorische ontwikkeling. noem een voorbeeld waaruit dit blijkt

A

relatief zware baby’s gaan meestal relatief laat lopen

41
Q

Corbin onderscheidt drie algemene fitheidsaspecten:

A
  1. gezondheid
  2. motorische vaardigheden
  3. explosieve kracht
42
Q

Fleishman onderscheidt negen factoren van lichamelijke fitheid:

A
  1. algemene flexibiliteit
  2. dynamische flexibiliteit
  3. statische kracht
  4. dynamische kracht
  5. sterkte van de romp
  6. algemene lichaamscoördinatie
  7. algemeen lichaamsevenwicht
  8. uithoudingsvermogen
  9. explosieve kracht
43
Q

cardiovasculaire fitheid

A

dit is het vermogen van de mens om zuurstof aan te voeren naar de spieren en het vermogen om van de spieren zuurstof te gebruiken om hun werking te onderhouden.

44
Q

als maat voor de cardiovasculaire fitheid berekent men vaak de maximale zuurstofopnamecapaciteit, wat is dit?

A

deze maat gebruikt men als indicator van het lichamelijk uithoudingsvermogen

45
Q

de gemiddelde motorische vaardigheden nemen bij jongens en meisjes verschillend/gelijkmatig toe tot de leeftijd van 12 jaar.
wat gebeurt er na de leeftijd van 12 jaar?

A

tot 12 jaar verloopt het gelijkmatig
na hun 12e jaar worden de verschillen in toenemende mate groter

46
Q

waarop hebben sekseverschillen in de motorische vaardigheden vooral betrekking?

A

groot-motorische vaardigheden

47
Q

wanneer spreekt men van zwaarlijvigheid

A

als een kind 20% of meer boven het ideale gewicht zit

48
Q

het percentage zwaarlijvige kinderen is de afgelopen jaren toegenomen. noem 3 oorzaken hiervoor:

A

toegenomen welvaart
veranderende voedingsgewoonten
vermindering in lichaamsactiviteit