Oct 2024 Flashcards
1
Q
tussen twee haakjes
A
by the way
2
Q
van wal steken
A
to begin, set off
3
Q
beetnemen
A
to trick, outwit
4
Q
schrander
A
clever, shrewd
5
Q
A
f3dxec3
6
Q
om de haverklap
A
all the time
7
Q
duizendpoot
A
millipede, jack of all trades
8
Q
de leus
A
slogan
9
Q
omgangsvormen
A
manners
10
Q
iets gemeen hebben
gemeen hebben dat
A
to have in common
11
Q
ontbreken
A
to be missing, absent
12
Q
woonachtig in .. zijn
A
to live, reside in
13
Q
gissen
A
to speculate
14
Q
teruggrijpen op
A
to fall back, revert to
15
Q
vertrouwelijk
A
confidential
16
Q
omvangrijk
A
extensive
17
Q
geoorloofd
A
permitteren, permissible
18
Q
afweging maken
A
balance, tradeoff
19
Q
roekeloos
A
reckless
20
Q
de omloopsnelheid
A
turnover rate
21
Q
vastgeroest in (hun) gewoonten
A
stuck in (their) ways
22
Q
(op een) glijdende schaal
A
sliding scale
23
Q
de knal
A
bang, explosion
24
Q
onbillijk
A
unjust, unfair
25
betwistbaar
moot
26
zich aantrekken van
waarom zou hij het zich aantrekken
ik trek me niet aan van
to care
27
ongepast
inappropriate
28
waanvoorstelling
delusion
29
laten slingeren
to leave lying around
30
de veerkracht
resilience
31
het karwei
job, chore, task