Nov 2021 Flashcards

1
Q

to change a lightbulb

A

een lampje vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

manual

A

de handleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Do not try to repair the heating yourself

A

Probeer niet om zelf de verwarming te repareren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

screw

A

de schroef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

component, part

A

het onderdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We assembled the desk ourselves

A

We hebben het bureau in elkaar gezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Can you put the device back together?

A

Kun je het apparaat terug in elkaar zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

There is much dancing tonight

A

Er wordt veel gedanst vanavond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

There should be more playing

A

Er wordt meer gespeeld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dancing is not allowed here

A

Er mag hier niet worden gedanst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

They are searching everywhere

A

Er wordt overal gezocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

There’s a lot of wind here

A

Er staat hier v eel wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

How do you say that in German?

A

Hoe zeg je dat in het Duits?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Which language is spoken here?

A

Welke taal wordt er hier gesproken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

The dark cloud is coming out way

A

De donkere wolk komt onze kant op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

I’m the smartest student in the whole school

A

Ik ben de slimste leerling van de hele school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Iron is a metal

A

IJzer is een metaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

You were looking the wrong way

A

Je keek de verkeerde kant op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

This underwear is 100% cotton

A

Dit ondergoed is honderd procent katoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

fabric

A

de stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

These two different materials look exactly the same

A

Deze twee verschillende materialen zien er precies hetzelfde uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

What is the play about

A

Waar gaat het toneelstuk over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

What are you going to do after you have graduated

A

Wat ga je doen nadat je geslaagd bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

I hope that I will pass the exam

A

Ik hoop dat ik zal slagen voor het examen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

objective

A

de doelstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

The freezer is full of pork

A

De vriezer zit vol met varkensvlees

27
Q

In primary school children learn to read and write

A

Op de basisschool leren kinderen om te lezen en schrijven

28
Q

He raises the children on his own

A

Hij voedt de kinderen alleen op

29
Q

Few people live longer than a hundred years

A

Weinig mensen leven langer dan honderd jaar

30
Q

The girl does not go anywhere without her doll

A

Het meisje gaat nergens heen zonder haar pop

31
Q

How well is the meat cooked

A

Hoe gaar is het vlees?

32
Q

Come down from that roof

A

Kom van dat dak af

33
Q

I have never built a windmill before

A

Ik heb nog nooit een windmolen gebouwd

34
Q

I’ve already waited ten minutes for the elevator

A

Ik wacht al tien minuten op de lift

35
Q

ruler

A

de liniaal

36
Q

Nobody is allowed past this line

A

Niemand mag voorbij deze lijn

37
Q

to draw

A

tekenen

38
Q

The drawing doesn’t look like anything

A

De tekening lijkt nergens op

39
Q

Leave that ruler alone

A

Laat die liniaal liggen

40
Q

Do you think that such a thing is possible?

A

Denk je dat zoiets mogelijk is?

41
Q

The walls have to be painted again

A

De muren moeten opnieuw geverfd worden

42
Q

canvas

A

het doek

43
Q

paintbrush

A

het penseel

44
Q

sketch

A

schets

45
Q

paint (n)

A

verf

46
Q

excellent

A

uitstekend

47
Q

With the naked eye you can’t see viruses

A

Met het blote oog kun je geen virussen zien

48
Q

She walked on bare feet through the wet grass

A

Ze liep op blote voeten door het natte gras

49
Q

These shoes are available soon in the shoe department

A

Deze schoenen zijn binnenkort beschikbaar op de schoenenafdeling

50
Q

sculptor

A

de beeldhouwer

51
Q

statuette

A

het beeldje

52
Q

Do you only draw portraits of pets?

A

Teken jij alleen portretten van huisdieren?

53
Q

The new exhibition will be opened soon

A

De nieuwe tentoonstelling zal binnenkort worden geopend

54
Q

I’m having a portrait made of myself

A

Ik laat een portret van mezelf maken

55
Q

The sculptor makes statues that seem to be alive

A

De beeldhouwer maakt standbeelden die lijken te leven

56
Q

My answer is final

A

Mijn antwoord is definitief

57
Q

Why does that statue have no clothes on?

A

Waarom heeft dat beeld geen kleren aan?

58
Q

I’m not pulling the plug out

A

Ik trek de stekker er niet uit

59
Q

What does 8000 look like on a calculator

A

Waar lijkt 8008 op een rekenmachine op?

60
Q

You only have to push that button

A

Je hoeft alleen maar op dat knopje te drukken

61
Q

Can you put the dirty clothes in the washer?

A

Kan jij de vieze kleren in de wasmachine stoppen?

62
Q

We were a little concerned about the weather

A

We waren een beetje bezorgd om het weer

63
Q

There’s a lot of wind here

A

Er staat hier veel wind