April 2021 Flashcards
1
Q
You can’t even see the damage
A
Je kan de schade niet eens zien
2
Q
soda
A
de frisdrank
3
Q
the amount of oil
A
de hoeveelheid olie
4
Q
cake
A
de taart
5
Q
candy
A
het snoep
6
Q
cookie
A
het koekje
7
Q
whipped cream
A
de slagroom
8
Q
I put whipped cream on …
A
Ik doe slagroom op …
9
Q
Have you chosen where you are going?
A
Heb je gekozen waar je heen gaan?
10
Q
He refuses to go there
A
Hij weigert om erheen te gaan
11
Q
seriously, gravely
A
ernstig
12
Q
ointment
A
de zalf
13
Q
medication
A
het geneesmiddel
14
Q
to be on a diet
A
op dieet zijn
15
Q
wheelchair
A
de rolstoel