June 2024 Flashcards
1
Q
ongedurig
A
restless, impatient
2
Q
onbevreesd
A
fearless
3
Q
bevoegdheden
A
powers, responsibilities
4
Q
een kort lontje hebben
A
to have a short fuse, temper
5
Q
planoloog
A
urban planner
6
Q
louter
A
Just, merely
7
Q
geldingsdrang
A
assertiveness, self-ambition
8
Q
huzarenstukje
A
feat, masterstroke
9
Q
daar kwam niets van terecht
A
nothing came of it
10
Q
vlam vatten
A
ignite, catch fire
11
Q
zich storten op
A
crash into
12
Q
ledematen
A
body parts, limbs
13
Q
bakzeil halen
A
to give in
14
Q
knagen aan
A
to gnaw on
15
Q
trachten
A
proberen
16
Q
nijdig
A
zeer boos
17
Q
piekeren
A
ingespannen denken
18
Q
geeuwen
A
gapen
19
Q
verroeren
A
bewegen
20
Q
zich deerlijk vergissen in
A
zich erg vergissen
21
Q
het gewaad
A
robe
22
Q
vleien
A
to flatter
23
Q
opsteker
A
boost
24
Q
aanzienlijk
A
significant
25
Q
werelden van
A
vol zijn met
26
Q
bleef maar terugkomen
A
Just kept coming back
27
Q
zenuwtrek
A
tic