Aug 2021 Flashcards
fridge
de koelkast
oven
de oven
microwave
de magnetron
Who took a bite of cake
Wie heeft er een hap van de taart genomen
May I take a little bite
Mag ik een hapje proeven
castle
het kasteel
amusement park
het pretpark
tower
de toren
The old tower can fall over at any moment
De oude toren kan ieder moment omvallen
greenhouse effect
het broeikaseffect
What’s the matter with it
wat is ermee
to be bothered by, suffer from
last hebben van
Da’s niet mis
That’s quite a bit
gevaar lopen
to be at risk
er goed van afkomen
to come through unscathed
to hit , affect
treffen
fair (n)
de kermis
This turtle is even older than my grandmother
Deze schildpad is nog ouder dan mijn oma
I am more often cold than warm
Ik heb het vaker koud dan warm
The kids do not like vegetables
De kinderen lusten geen groente
to do the dishes
afwassen
They stir the soup
Ze roeren in de soep
He cuts the lemon in half
Hij snijdt de citroen door de helft
dessert
het toetje
appetizer
het voorgerecht
spices
specerijen
main course
het hoofdgerecht
I don’t need a dessert because I am full
Ik hoef geen toetje want ik zit vol
When does the game start
Wanneer begint het spel
I went for a walk
Ik maakte een wandeling
I relax by lying on the beach
Ik ontspan me door op het strand te liggen
I’m bad at sports
Ik ben slecht in sport
done, cooked
gaar
recipe
het recept
The castle is worth more than the office
Het kasteel is meer waard dan het kantoor
I’m not going to the cinema after all
Ik ga toch niet naar de bioscoop
I will cover my face so that nobody recognizes me
Ik zal mijn gezicht bedekken zodat niemand me herkent
Are you looking for a fight
Zoek je ruzie
She had a long conversation with me
Ze had een lang gesprek met me.
We have already had many discussions about that
We hebben daarover al veel discussies gehad
bowl
de kom
lid
de deksel
cutting board
de snijplank
countertop
het aanrecht
He has not put the bowls down yet
Hij heeft de kommen nog niet neergezet
Quickly put the lid on the pot
Doe snel de deksel op de pan
My horse is the fastest of all
Mijn paard is het allersnelst
I like to travel to France the most
Ik reis het liefst naar Frankrijk
Which body part is the least important
Welk lichaamsdeel is het minst belangrijk
fork
de vork
The angry cyclist yells at the tourists
De boze fietser schreeuwt naar de toeristen
I heard them tell at each other
Ik hoorde hen tegen elkaar schreeuwen
She lies without being ashamed of it
Ze liegt zonder zich ervoor te schamen
When I go to work I take I subway
Wanneer ik naar mijn werk ga neem ik de metro
No I do not doubt it
Nee ik twijfel er niet aan
Who determines what is allowed and what is not
Wie bepaalt er wat mag en wat niet mag
The large bowl is made of metal
De grote kom is van metaal
Do you want a plastic bag
Wil je een plastic tas
education
het onderwijs
I am not in this grade
Ik zit niet in deze klas
How many classes do I have
Hoeveel lessen heb ik
That is a price that I can afford
Dat is een prijs die ik me kan veroorloven
That pencil which you are writing with is mine
Dat potlood waarmee je aan het schrijven bent is van mij
Is this the glass that you drank out of
Is dit het glas waar je uit gedronken hebt
There is something else that I want to say to you
Er is nog iets wat ik je wil zeggen
Silk is an expensive fabric
Zijde is een dure stof
We can’t buy this leather couch
We kunnen deze leren bank niet kopen
I have 14 tests today
Ik heb vandaag veertien toetsen
She wants to teach
Zij wil lesgeven
I can’t afford an international flight
Ik kan me geen internationale vlucht veroorloven
He is the one who talks
Hij is degene die praat
He is the one I need
Hij is diegene die ik nodig heb
The man whose daughter lives around the corner from me is too tall
De man wiens dochter bij mij om de hoek woont is te lang
He is the man whose dog does not listen
Hij is de man van wie de hond niet luistert
eraser
de gum
notebook
het schriftje
tape
plakband
glue
lijm
This concrete building was once a prison
Dit betonnen gebouw was ooit een gevangenis
The backpack is in a cardboard box
De rugzak zit in een kartonnen doos
She wants glass glasses not gold cups
Ze wil glazen glazen geen gouden bekers
upbringing
de opvoeding
exam
het examen
de examens
primary/secondary school
basisschool
middelbare school
The parents raised the children well
De ouders hebben de kinderen goed opgevoed
What are you going to do after you have graduated
Wat ga je doen nadat je geslaagd bent
I hope that I will pass the we exam
Ik hoop dat ik zal slagen voor het examen
objective, purpose
doelstelling
part, section
het gedeelte
math
wiskunde
This is a geography class
Dit is een les aardrijkskunde
I can sing as well as her
Ik kan net zo goed zingen als zij
Can I try a little bite
Mag ik een hapje proeven
His car is smaller than mine
Zijn auto is kleiner dan die van mij
We took a walk in the park
Wij maakten een wandeling in het park
I collect books
Ik verzamel boeken
I’m having pastry for dessert
Ik neem gebak als toetje
The castle is on the other side of the bridge
Het kasteel staat aan de andere kant van het brug
The potatoes are done
De aardappels zijn gaar
