June 2021 Flashcards
to afford
zich veroorloven om
You cannot afford to buy a car
Je kunt het je niet veroorloven om een auto te kopen
I am bored
Ik verveel me
I wonder how much this costs
Ik vraag me af hoeveel dit kost
I promise to be nice to them
Ik beloof om aardig tegen hen te zijn
I am annoyed by something
Ik erger me ergens aan
I am ashamed of you
Ik schaam me voor jou
I think that you are mistaken
Ik denk dat je je vergist
May I have another cup of coffee
Mag ik nog een kopje koffie
I am waiting for his call
Ik wacht op zijn telefoontje
Who gave it to him?
Wie heeft het aan hem gegeven?
I have never thought about that before
Ik heb daar nog nooit over nagedacht
The bandage has to stay on it
Het verband moet erop blijven zitten
to cause
veroorzaken
faucet
de kraan
Where is the bathroom
Waar is het toilet
sink
de gootsteen
Take a shower
Neem een douche
to offer
aanbieden
to support
steunen
to hate
haten
Is it worth it to keep this old lamp
Is het het waard om deze oude lamp te bewaren
to doubt smth
twijfelen aan iets
They move the table from the living room to the kitchen
Ze verplaatsen de tafel van de woonkamer naar de keuken
Can you refill my glass
Kunt u mijn glas nog een keer vullen
What do you need this brush for
Waarvoor heb je deze borstel nodig
This shampoo smells like fruit
Deze shampoo ruikt naar fruit
Enjoy your vacation
Geniet van jullie vakantie
I want to be able to determine my own future
Ik wil mijn eigen toekomst kunnen bepalen
This drug prevents you from getting sick
Dit geneesmiddel voorkomt dat je ziek wordt