Mar 2023 Flashcards
1
Q
de knal
A
bang, pop
2
Q
falen
A
to fail, fall short
3
Q
voorraad
A
stock, supply
4
Q
(een voorraad) aanspreken
A
to break into, draw on (a supply)
5
Q
vooraf
A
beforehand
6
Q
zichzelf beperkingen opleggen
A
to tie oneself down
7
Q
het werpt zijn schaduw vooruit
A
it casts a shadow
8
Q
doorslaggevend
A
decisive
9
Q
tevergeefs
A
in vain
10
Q
opsteker
A
windfall, piece of good luck
11
Q
wispelturig
A
fickle
12
Q
een staakt-het-vuren afkondigen
A
to declare a cease fire
13
Q
gaan om
A
to be about, involve
14
Q
uiteenlopen
A
to diverge
15
Q
de meningen lopen zeer uiteen
A
there is much diversity of opinion
16
Q
op gespannen voet staan met iemand
A
to be at odds with someone
17
Q
klem (zitten)
A
(to be) stuck
18
Q
wegkomen met
A
to get away with
19
Q
een arrestatiebevel uitvaardigen
A
to issue a warrant
20
Q
toejuichen
A
to cheer