Neurulatie Flashcards

1
Q

Neurulatie

A

Week 1 tot 5, klompje cellen differentieert zich in 3 lagen; Ectoderm, mesoderm en endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 lagen en bestemming

A

Ectoderm; buitenste laag, wordt CZS en huid

Mesoderm; middelste laag, wordt skelet en spierstructuur

Endoderm; binnenste laag, worden organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontstaan neurale buis

A

Week 3-4. Neurale plaat vouwt zich tot de neurale groeve, wat vervolgens sluit en de neurale buis vormt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontstaan hersenen

A

neurulatie week 4-5. Bovenste deel van de neurale buis vormen;
- prosencephalon (voorhersenen)
- Mesencephalon (middenhersenen)
- Rhombencephalon (achterhersenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hierarchische ontwikkeling hersenen

A

Eerst:
- Verlengde merg’; medulla (myelencephalon)
- Pons cerebellum (metencephalon)
- Tectum tegmentum (mesencephalon)
Dus hersenstam

  • Thalamus hypothalamus (diencephalon)
  • Basale ganglia, limbisch systeem en neocortex (telencephalon)
    Dus voorhersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Migratie van jonge neuronen

A

Passief: neuronen worden aangemaakt en de nieuwe laag eronder duwt de laag erboven naar buiten

Actief: verder weg, nieuwe neuronen worden actief meegenomen naar de buitenkant van de cortex, cerebellum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

differentiatie

A

Rijping van neuronen.

  • Cellichamen ontwikkelen tot specifieke functies of systemen.
  • selectieve celdood (apoptose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly