Multiple Sclerose Flashcards

1
Q

Epidemiologie van MS?

A
  • Vrouwen > mannen
  • Leeftijd van onset: 20-40 jaar
  • Etniciteit: meer bij blanke populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Etiologie van MS?

A
  • Ongekend
  • Genetische factor
  • Omgevingsfactor: vitamine D deficiëntei
  • EBV infectie
  • Roken en obesitas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathofysiologie van MS?

A
  • Auto-immuun inflammatie tegen myeline, demyelinisatie en axonale degeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verloop van ziekteproces van MS?

A

= heterogene ziekte:

  • Initieel periode van opflakkeringen
  • Later secundaire progressieve fase –> geleidelijk toenemen van klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kliniek van MS?

A
  • Constitutioneel: hoofdpijn, vermoeidheid
  • Neuronitis optica
  • Neurologische uitval
  • Pyramidale tractus letsels : UMN letsels –> spasticiteit, hyperreflexie, babinski +
  • Neuropathische pijn, trigeminus neuralgie
  • Tekens van L’hermette
  • Blaas-, darm en seksuele problemen
  • Depressie
  • Cognitieve manifestaties
  • Intranucleaire oftalmoplegie (INO)
  • Uhthoff fenomeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het teken van L’Hermitte?

A

Elektrische gewaarwordging die vanuit de nek langs de wervelkolom en de ledematne gevoeld wrodt tot in de handen en voeten

= meestal uitgelokt door flexie van de nek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kliniek van neuritis opticus?

A

= meestal vreogste presentatie van MS

  • Typisch unilateraal
  • Soms pijnlijk
  • Verminderd gezicht en kleurenblindheid
  • Relatief Afferent Pupil Defect (Marcus Gunn Pupil)
  • Centraal Scotoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar bevindt het letsel van een intranucleaire oftalmoplegie zich?

A

Fasciculus longitudinalis medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kliniek van intranucleaire oftalmoplegie?

A
  • ipsilaterale m. rectus medialis zwakte, MAAR met bewaarde convergentiereflex
  • Disconjugatie, laterale blik nystagmus in contralaterale oog
  • Meestal bilateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stadia van MS bestaan er?

A
  • Relapsing-Remitting MS (RR-MS) = 90%
  • Secondary Progressive MS (SP-MS) = volgt na RR-MS
  • Primary Progressive MS (PP-MS) = 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie van relapsing-remitting MS?

A
  • Voorkomen van MS opstoten

- Symptomen verdwijnen bijna volledig tussen 2 exacerbaties door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie van secundary progressive MS?

A
  • Exacerbaties komen voor
  • Continue verergering van symptomen tussen exacerbaties in

= het vervolg van RR-MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie van Primary Progressive MS?

A
  • Exacerbaties komen voor
  • Continue verergering van de symptomen tussen de exacerbaties in al sinds het begin van de ziekte

–> geen voorafgaand stadium meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bijkomend onderzoek bij vermoeden MS?

A
  • Labo: normaal
  • MRI (Flair) T2 gewogen blanco (!): MS plaques in periventriculaire witte stof
  • CSV: lymfocytaire pleiocytose, oligoclonale bands, gestegen myeline basic proteïn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke afwijkingen vinden we terug op MRI bij MS?

A
  • Multiple Sclerose plaques, meestal ter hoogte van periventriculaire witte stof

oorzaak = demyelinisatie en reactieve gliose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afwijkingen op CSV bij MS?

A
  • Lymfocytaire pleiocytose
  • Oligoclonale banden (verhoogde productie van IgG subfractie) –> aanwezigheid hiervan in CSV en afwezigheid in bloed = verdacht voor MS
  • Gestegen Myelin Basic Protein
17
Q

Via welke criteria kan de diagnose van MS gesteld worden?

A

Revised McDonald criteria

18
Q

Wat is belangrijk voor het stellen van de diagnose van MS?

A

Er moet spreiding in ruimte en tijd zijn

  • Tijd: verschijnen van nieuwe letsels over de tijd
  • Ruimte: aanwezigheid van letsels in verschillende regio’s van het CZS
19
Q

Welke zijn de 2 beste MRI vormen voor MS?

A
  • Flair T2 (CSV onderdrukt)

- T2

20
Q

Definitie van Uhthoff Fenomeen?

A

Reversibele exacerbatie van de MS klachten om wille van een stijging van de lichaamstemperatuur (bv. infectie, koorts, hitte, stress, moeheid, medicatie, …)

–> hierbij spreekt men van een pseudo-exacerbatie

21
Q

Behandeling van een MS-exacerbatie?

A
  • Controlleer eerst temperatuur en infecties –> sluit een pseudo-exacerbatie uit
  • IV stootkuur corticosteroïden: solu-medrol 1g/dag gedurende 3-5 dagen
  • Plasmaferese zo ernstige opflakkering
22
Q

Geef een onderhoudsbehandeling voor MS?

A

Interferon Beta Therapie