Algemeen Flashcards

1
Q

Aan de hand van wat kunnen we de hogere corticale functies beoordelen?

A
  • Bewustzijn: glasgow coma scale
  • Oriëntatie in tijd, plaats en persoon
  • Spraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk type spraakstoornissen bestaan er?

A
  • Dysartrie = articulatieproblemen

- Afasie = taalproblemene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 4 taalproblemen (afasie) bestaan er?

A
  • Globale afasie = slecht begrip + niet-vloeiend spreken
  • Broca afasie = goed begrip + niet vloeiend spreken + slecht nazeggen
  • Wernicke afasie = slecht begrip + vloeiend spreken + nazeggen slecht.
  • Amnestische afasie = vloeiend spreken + goed begrip + goed nazeggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Synoniem voor amnestische afasie?

A

Woordvindingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarop wordt er gelet bij onderzoek meningeale prikkeling?

A
  • Fono- of fotofobie aanwezig?
  • Spontane stand van het hoofd: bij prikkeling in hyperextensie
  • Meningeale testen: Brudzinski en Kernig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de test van brudzinski?

A

 Buig passief het hoofd van de patiënt (in ruglig) naar de romp
 Tets is positeif wanneer als reactie de benen opgetrokken worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de test van Kernig?

A

 Heup 90° flexie en probeer knie te strekken

 Teken positief wanneer de knie niet voorbij 135° kan worden gestrekt zonder toename in nekstreek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de verschillende craniale zenuwen?

A
I: n. olfactorius 
II: n. opticus 
III: n. oculomotorius 
IV: n. trochlearis 
V: n. trigeminus 
VI: n. abduscens 
VII: n. facialis 
VIII: n. vesticulocochlearis 
IX: n. glossopharyngeus
X: n. vagus 
XI: n. accessorius
XII: n. hypoglossus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van de n. olfactorius?

A

Sensorisch:

- Reuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van n. opticus?

A

Sensorisch:

  • Zicht
  • Afferent onderdeel van pupillaire lichtreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Medische term voor afwezige reuk?

A

Anosmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Medische term voor vervorming van geur?

A

Parosmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe test men de n; olfactorius?

A
  • Laat de patiënt vertrouwde geuren ruiken (vb. koffie, citroen, munt, zeep) met de ogen gesloten en afzonderlijk met het linker- en rechterneusgat.
  • Vermijd ammoniak of andere irriterende stoffen.

–> niet routinematig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe test men de gezichtsscherpte?

A

Met behulp van Snellen visuskaart

–> beide ogen afzonderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe test men de gezichtsvelden?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van de n. oculomotorius?

A

Motorisch (somatisch):

  • Bezenuwing m. levator palpebrae superioris = elevatie ooglid
  • Oogbewegingen

Motorisch (parasympatisch):

  • Pupillaire constrictie: efferent onderdeel van pupillaire lichtreflex
  • Accommodatie: m. ciliaria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke oogspieren worden bezenuwd door de n. oculomotorius?

A
  • m. rectus superior
  • m. rectus medialis
  • m. rectus inferior
  • m. obliquus inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Functie van de n. trochlearis?

A

motorisch:

- Oogbewegingen: m. obliquus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Functie van de n; abduscens?

A

motorisch:

- Oogbewegingen: m. rectus lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe beoordelen we de pupillen?

A
  • Beoordelen van pupildiameter: miose, mydriase, anisocorie
  • Lichtreflex: direct en indirect
  • Convergentiereactie of accomodatiereactie (bij fixatie dicht bij neus) –> miose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe beoordelen we de oogbewegingen,?

A

Laat de patiënt rustig je vinger volgen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke types diplopie bestaan er?

A
  • monoculair

- Binoculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Volgens welke graden wordt Nystagmus ingedeeld?

A
  • Graad 1: bij kijken in richting snelle fase
  • Graad 2: gr1 + bij blik vooruit
  • Graad 3: gr2 + bij kijken in richting van trage fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Functie van de n. trigeminus?

A

Sensorisch:

  • Faciale bezenuwing: n. ophalmicus (CN V1), n. maxillaris (CN V2), n. mandibularis (CN V3).
  • Afferente onderdeel van corneale en lacrimatie reflex
  • Afferente onderdeel van jaw jerk reflex

Motorisch:

  • Kauwspieren
  • M. tensor tympanie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe beoordelen we de n. trigeminus?

A
  • Sensibiliteit aangezicht
  • Cornea reflex met steriel compres: normaal sluiten van het oog
  • Motoriek kauwspieren: m. masseter en m. temporalis
  • Masseter reflex: normaal afwezig of slechts kleine reactie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Functie n. Facialis?

A

Sensorisch:

  • Smaak: voorste 2/3 tong
  • Chorda tympani
  • Huid achter oor

Motorisch:

  • Faciale motorie
  • Efferent tak van corneal reflex

Motorisch (parasympatisch):

  • Salivatie: submandibulaire en sublinguale speekselklieren
  • Lacrimatie
  • efferente tak van lacrimatie reflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe beoordelen we de n. facialis?

A
  • Gezichtsexpressie
  • Smaak met wattenstaafje (niet standaard-
  • Speeksel- en traansecretie: schirmer test (oftalmo)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het teken van Bell?

A

Wanneer er een aantasting is van het sluiten van het oog zal de oogbol naar boven draaiien in een poging het oog toch te “sluiten”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Functie van de n. vestibulocochlearis?

A

Senosorisch:

  • Evenwicht: n. vestibularis
  • Gehoor: n. cochlearis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe beoordeel je de n; vestibulocochlearis?

A

n. cochlearis:
- gehoorscherpte: bv. wrijven voor het oor van patiënt
- Stemvorkproeven

n. vestibularis:
- Test van romberg
- Test van unterberger
- Test van babinski-Weil (ster)
- Vestibulo-oculaire reflex (VOR): head impuls test
- Calorische testen
- Draaistoelonderzoek, ENG, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

functie van de n. glossopharyngeus?

A

Sensorisch:

  • Smaak: posterieure 1/3 tong
  • Braakreflex
  • Viscerale sensatie: sinus carotis = baroreceptoren voor bloeddruk
  • Chemoreceptoren: glomus carotis = chemoreceptoren voor PaO2, PaCO2 en pH.

Motorisch:

  • Slikken
  • elevatie pharynx en larynx

Motorisch (parasympatisch):
- Salivatie: parotisspeekselklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Functie van n. vagus?

A

Sensorisch:

  • Glomus aorticum: baroreceptoren en chemoreceptoren
  • Viscera van longen, maag, lever, nieren en darmen tot colische flexuur

Motorisch:

  • Slikken: m. pharyngealis
  • Braakreflex
  • Spraak: n. laryngeus recurrens

Motorisch (parasympatisch):

  • SA en AV knoop: daling hartritme
  • Vasodilatatie
  • Viscerale functie: motiliteit oesophagus, maag, darmen
33
Q

Hoe beoordeel je de n; glossopharyngeus en n. vagus?

A
  • Slikken, foneren, articuleren
  • Motoriek verhemelte, pharynx en larynx (A zeggen)
  • Farynxreflex of kokhalsreflex
  • Sensibiliteit verhemelte
  • Smaak op achterste 1/3 tong (niet standaard)
34
Q

Functie van de n; accessorius?

A

motorisch:
- Draaien van het hoofd: m. sternocleidomastoideus
- Opheffen van de schouders: m. trapezius

35
Q

hoe beoordeel je de n. accessorius?

A
  • Hoofd laten draaien tegen weerstand

- Elevaties van schouders tegen weerstand.

36
Q

Functie van de n; hypoglossus?

A

Motorisch:

- Tong protrusie

37
Q

Hoe beoordeel je de n. hypoglossus?

A

De tong laten uitsteken en naar links en rechts bewegen

38
Q

Hoe beoordelen we de motoriek bij een patiênt?

A
  • Inspectie: zien we atrofie?
  • kracht: segmentaire testen + uitdrukken in gradatie van krachtsvermindering
  • Proef van barré
  • proef van mingazzini
  • Spiertonus nagaan
39
Q

Geef de gradatie van krachtvermindering?

A

score van 0-5:

0: geen beweging
1: kleine beweging mogelijk zonder verplaatsing
2: beweging mogelijk maar niet tegen zwaartekracht
3: beweging mogelijk tegen zwaartekracht
4: beweging mogelijk tegen zwaartekracht en lichte weerstand
5: beweging is normaal tegen weerstand

40
Q

Welke aantasting van spiertonus bestaan er?

A
  • Hypertonsie: verhoogde tonus

- Hypotonie: verminderde tonus

41
Q

Geef de verschillende vormen van hypertonie?

A
  • Spasticiteit
  • Rigiditeit
  • Paratonie of gegenhalten
  • myotonie
42
Q

Definitie van spasticiteit?

A

Lichaam keert terug naar oorspronkelijke stand als het passief wordt verplaatst
–> onderzoek door snelle flexie-extensie bewegingen

= van pyramidaal letsel

43
Q

Definitie van rigiditeit?

A

Gelijkmatige weerstand (loden pijp) of beweging wordt intermittent schoksgewijs onderbroken (Tandrad)

= extra-piramidaal letsel

44
Q

Definitie van paratonie?

A

in intensiteit wisselend en meer actief spierverzet bij passief bewegen

= diffuse hersenbeschadiging en letsels frontaalkwab

45
Q

Definitie van myotonie?

A

Aangespannen spier kan niet snel ontspannen

= spierziekten

46
Q

Definitie van anesthesie?

A

Verlies van gevoelsmodaliteiten

47
Q

Definitie van hypoesthesie?

A
  • verminderd gevoel, niet noodzakelijk voor alle modaliteiten
48
Q

Definitei van hyperesthesie?

A

abnormaal verhoogd gevoeligheid voor verschillende stimuli

49
Q

Definitie van hyperpathie?

A

Pijn bij aanraking die pas in 2e instantie gevoeld wrodt en na stoppen van stimulus nog doorgaat

50
Q

Definitie paresthesie?

A

tintelingen, voos gevoel, naaldenprikken, slapend gevoel, spontaan optredend

51
Q

Definitie van dysesthesie?

A
  • Onprettige of pijnlijke gewaarwording door stimulus die normaal pijnloos is = allodynie
52
Q

Definitie van Neuralgie?

A

Kortdurende schietende pijn in verloop van een zenuw

53
Q

Welke 5 verschillende onderdelen van sensibiliteit kunnen beoordeeld worden?

A
  • Oppervlakkige tastzin: aanraking met watje of ving/hand, 2-punts discriminatie
  • Pijn- en temperatuurszin
  • Positiegevoel: proprioceptie
  • Vibratiezin
  • Stereognatie (herkennen van voorwerpen)
54
Q

Welk manoeuvre kan gebruikt worden om duidelijkere reflexen te krijgen,

A

Manoeuvre van Jendrassik

55
Q

Welke zenuwen testen we bij de bicepspeesreflex?

A

C5-C6

= n. musculocutaneus

56
Q

Welke zenuwen testen we bij tricepspeesreflex?

A

C6-C7

= n. radialis

57
Q

Welk zenuwen testen we bij brachioradialisreflex?

A

C5-C6

= n. radialis

58
Q

Welke zenuwen testen we bij kniepeesreflex?

A

L4

= n. femoralis

59
Q

Welke zenuwen testen we bij achillespeesreflex?

A

S1

60
Q

Welk zenuwen testen we bij de buikhuidreflex?

A

Bovenste T7-T8
Middelste T9-T10
Onderste T 11-T12

61
Q

Welke zenuwen testen we mij cremasterreflex?

A

L1- L2

62
Q

Welke znuwen testen we bij de anale reflex?

A

= strijken over perineum -> contractie anale sfincter?

S 3-4-5
= n. pudendus

63
Q

welke zenuwen testen we bij het teken van Babinski?

A

S1-S2 = n. tibialis

–> teken van aantasting centrale motorneuronen

64
Q

Welke zenuwen testen we bij teken van Hoffman-Tromner?

A
  • C8

–> kan teken zijn van hyperreflexie

65
Q

Welke testen kan men gebruiken om de coordinatie te beoordelen?

A
  • Vinger-neusproef
  • Hiel-knie proef
  • Diadochokinese: snelle alternerende afwijkingen
66
Q

Waarop wijst een afwijking van de coördinatie?

A

Letsels van de cerebellaire hemisferen en afferente/efferente banen

67
Q

Hoe beoordelen we afwijkende proef van Romberg?

A
  • Unilateraal vestibulair of cerebellair letsel –> valneiging/deviatie naar aangetaste kant
  • Cerebellair letsel midellijn –> onevenwicht, zonder voorkeurslokatie
68
Q

Definitie tremor?

A

Een ritmische, onwillekeurige, oscillerende beweging van een lichaamsdeel

69
Q

Definitie van chorea?

A

Ongewilde, kortdurende, niet ritmische, onvoorspelbare, vloeiende bewegingen (dansachtig) die over het hele lichaam verspreid kunnen voorkomen.

70
Q

Definitie dystonie?

A

Aanhoudende of wisselend verhoogde spierspanning. Hierdoor ontstaan langzame, draaiende, onvrijwillige bewegingen van een of meerdere lichaamsdelen.

71
Q

Wat is de normale hoeveelheid CSV?

A

150 ml

72
Q

Hoeveel CSV wordt er dagelijks geproduceerd?

A

500 Ml

73
Q

Door welk orgaan wordt het CSV geproduceerd?

A

Plexus choreoideus

74
Q

Wat is de betekenis van aanwezigheid van xanthochromia in CSV na lumbaalpunctie?

A
  • Aanwezigheid van bilirubine in CSV = soms enige teken van subarachnoïdale bloeding

(kan ook veroorzaakt worden doot traumatische lumbaalpunctie)

75
Q

Wat is afasie?

A

Spraakstoornis door hersenletsel

76
Q

Welke zijn de belangrijkste banen van het ruggenmerg?

A
  • Achterstreng: vibratie en prorpioceptie
  • Corticospinale banen: motoriek
  • Spinothalamische banen: pijn en temperatuur
77
Q

Kliniek van n. trochlearis uitval?

A
  • Patiënt kan niet meer naar beneden kijken –> ziet dubbel miximaal bij naar beneden kijken in de richting van gezonde oog (moeilijkheden om trappen af te dalen)
  • -> dubbelzien verdwijnt wanneer het hoofd gebogen wordt naar de schouder aan de gezonde zijde
78
Q

Welk beeld is het afwijkende beeld bij diplopie?

A

= het buitenste beeld

79
Q

Geef de 2 verschillende vormen van doofheid?

A
  • Conductiedoofheid: geen transmissie mogelijk van trillingen naar de gehoorgang door letsels thv uitwendige gehoorgang en middenoor
  • Geleidingsdoofheid: geen omzetting van trillingen in slakkenhuis door letsel binnenoor OF geen transmissie van signalen door letsel n. cochlearis