HC2.4 Flashcards
1
Q
- bij wat voor soort ontsteking is er vaak een onderliggende systeemziekte?
A
- bij een niet-infectieuze ontsteking in het oog
2
Q
- wat voor ziekte is sarcoïdose?
A
- een inflammatoire granulomateuze ziekte met een onbekende oorzaak
3
Q
- wat is het verschil tussen het granuloom bij sarcoidose en tuberculose?
A
- bij sarcoidose is het granuloom niet necrotiserend, bij tuberculose wel
4
Q
- uit welke cellen bestaat een granuloom?
- welke cellen zit er om deze cellen heen?
- wat produceren deze cellen en wat is het gevolg?
A
- uit epitheloïde cellen (monocytaire cellen die op epitheliale cellen lijken)
- een band met T-lymfocyten (specifiek Th1-cellen)
- groeifactoren -> fibrosering
5
Q
- het granuloom bij sarcoidose zorgt voor de productie van wat?
A
- ACE (angiotensine converting enzym)
- IL-2R (interleukine-2 receptor)
6
Q
- welke enzym kan een granuloom tot expressie brengen?
- voor welke omzetting zorgt dit enzym?
- waar zorgt deze omzetting voor?
- wat krijgen patienten met sarcoidose hierdoor?
A
- 1-alfa-hydroxylase
- omzetting van 25-dihydroxy-vitamine D in 1,25-hydroxy-vitamine D
- actieve terugresorptie van calcium uit de darmen
- hypercalciëmie
7
Q
- wat zijn symptomen van hypercalciëmie?
A
- sufheid, vermoeidheid, dorst, polyurie, hoge concentraties calcium in urine aantoonbaar
8
Q
- wat zijn symptomen van sarcoïdose?
A
- belangrijkste symptoom: algemene vermoeidheid (door TNF-alfa)
- gewichtsverlies, moeheid, anorexie, koorts, droge hoest, kortademigheid, retrosternale pijn op de borst, orgaanspecifieke symptomen
9
Q
- welke orgaansystemen zijn het vaakst aangedaan bij sarcoidose?
A
- luchtwegen, lymfatisch systeem en lever
10
Q
- wat is een typische sarcoidose patient?
A
- een donkere vrouw van < 40 j
11
Q
- wat is een vorm van sarcoïdose die 20-50% van de acute sarcoidose beslaat?
A
- syndroom van Löfgren
12
Q
- waar wordt het syndroom van Löfgren door gekenmerkt?
A
- erythema nodosum: blauw-rode verkleuring van de huid, met een ontsteking aan de strekzijde van de extremiteiten
- artritis: vaak van de enkel
- bilaterale hilaire lymfomen
13
Q
- welke 4 radiologische stadia van sarcoidose in de long zijn er?
A
Stadium I: alleen bilaterale hilaire lymfadenopathie (BHL), bij 60-80% remissie
Stadium II: BHL en ontsteking van longparenchym, bij 50-60% remissie
Stadium III: alleen ontsteking van longparenchym, bij <30% remissie
Stadium IV: een voorgaand stadium II of III is overgegaan in fibrosering (permanente longfibrose)
14
Q
- wat wordt er bij sarcoidose gezien wanneer er een BAL van de longen wordt gedaan?
A
- veel T-lymfocyten, voornamelijk veel CD4+ T-cellen
15
Q
- wat moet er in het biopt zichtbaar zijn bij sarcoidose?
A
- niet-necrotiserende granulomen