H9.3: Osmoregulatie versus volumeregulatie Flashcards

1
Q

hoe wordt het extracellulaire volume vooral gereguleerd?

A

door signalen die in de bloedbaan zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is volumebalans?

A

natriumbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom is het zo handig dat erythrocyten gemakkelijk water in en uit zichzelf kunnen laten stromen dmv aquaporines?

A

dan gaan ze niet stuk in de lis van henle.
er gaat water uit op weg naar beneden en water in op weg naar boven (te maken met de osmolaliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

osmoregulatie

A

[ CONCENTRATIE natrium ]water, ADH etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

volumeregulatie

A

HOEVEELHEID natrium, renine angiotensine etc; bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe wordt ervoor gezorgd dat je niet te veel natrium verliest met zweten?

A

ENAC (epitheliale natrium kanaal) zorgt ervoor dat in die zweetkliertjes voordat het vocht het huidoppervlak bereikt het natrium al voor een belangrijk deel wordt gereabsorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat drijft dat ENAC?

A

CFTR; brengt chloride naar binnen en natrium gaat daar achteraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is CFTR?

A

gestoord bij mensen met CF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het bijzondere aan de cellen van de osmosensor?

A

deze doen bewust niet aan herstellen van hun volume (dus bv hypotoon en hypertoon dat de cel dan krimpt of groeit), want ze willen constant die STRESS voelen. deze cellen passen niet zoals andere lichaamscelen alleen hun eigen volume aan, maar zorgen ervoor dat het hele milieu interieur wordt aangepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar zitten osmosensoren?

A

op een openingetje in de bloed-hersenbarrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verlies van meer water dan zout leidt tot volume … en ….

A

depletie
hypernatriemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is hypernatriemie?

A

verhoogde osmolaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er bij verhoogde osmolaliteit?

A

osmoreceptoren in de hersenen raken geactiveerd waardoor de secretie van ADH wordt gestimuleerd;
- dorst
- toegenomen waterreabsorptie verzamelbuizen
- vasoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe lost het lichaam hyponatriemie op?

A

dit is te veel water; plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is hetgeen dat de concentratie van de urine drijft?

A

osmolaliteit van het interstitium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe bepaalt natriumbalans het ECV?

A

omdat de osmoregulatie dan voor reabsorptie of dorst zorgt bv

17
Q

welke sensoren zijn betrokken bij de volumeregulatie?

A
  • in atria
  • in ventrikels
  • in longslagaders
  • sinus caroticus
  • sinus aorticus
  • centrale zenuwstelsel
  • juxtaglomerulaire apparaat
18
Q

welke effectoren zijn betrokken bij volumeregulatie?

A

die effect hebben op natriumuitscheiding

19
Q

waar in het nefron zitten natriumtransporteiwitten?

A

overal, maar in het begin het krachtigst

20
Q

het verlies van … leidt tot volume depletie

A

zout (en secundair water)

21
Q

waartoe leidt volume depletie?

A

verlaging HMV > verlaging BD > renale hypofusie > activatie RAAS > vasoconstrictie en toegenomen waterreabsorptie

22
Q

wat zijn effecten van aldosteron in de corticale verzamelbuis?

A
  • NaK ATP’ase aanzetten voor goede gradient
  • zet ENAC aan waardoor natrium wordt heropgenomen
23
Q

wat gebeurt er in de atria wanneer deze rekken?

A

atriaal natriuretisch peptide&raquo_space;> natrium excretie

24
Q

wat gebeurt er bij extreem lage bloeddruk?

A

meer ADH

25
Q
A