H10.2: Acute nierinsufficiëntie Flashcards

1
Q

normale range creatinine in bloed

A

tot 120

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

normale range kalium in bloed

A

tussen 3,5 en 5,1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer zegt creatinine of uberhaupt iets anders iets over de GFR?

A

alleen in steady state

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer is natrium in bloed laag?

A

10 of lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke soorten nierinsufficiëntie zijn er?

A
  • pre-renaal: als hart bv zorgt voor hypotensie
  • renaal
  • post-renaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken pre-renale nierinsufficiëntie

A
  • geen structurele nierdefect
  • de nier doet wat hij moet doen in deze situatie
  • het is reversibel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chronische nierinsufficiëntie is altijd

A

renaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ATN=acute tubulus necrose

A

vorm van acute nierinsufficiëntie waarbij door prerenale factoren ischemie is ontstaan die tot structurele schade van de nier heeft geleid –> reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er met de nier bij zuurstoftekort?

A

polarisatie valt weg waardoor netto transport afvalt en de niercellen sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

veelvoorkomende oorzaken ATN/AKI

A

infectie sepsis –> vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

arterie stenose

A

renaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly