H9.1 Flashcards
Hoe krijg je hypovolemie?
Verlies van natrium door bijvoorbeeld zweet, braken, diarree of urine leidt tot verminderd ECV
Stoornissen met toegenomen natriumreabsorptie
- Hypertensie
- Oedemateuze ziekten
Stoornissen met gestoorde natriumreabsorptie
- Hypovolemie
- Hypokaliëmie
Drie typen compartimenten in lichaam
- ICF
- Interstitium
- Plasma/intravasculaire compartiment
ICF
Kalium
ECF
Natrium
Gevolg van dat natrium gebonden wordt in interstitium aan proteoglycanen
- Veel meer zout in interstitium dan in bloed
- Zout opslag onder huid
Druk natriurese
Licht verhogen van bloeddruk om meer natrium uit te scheiden
Zoutgevoelige hypertensie
Veel angiotensine in bloed waardoor bloeddruk verder moet stijgen om eer natrium uit te kunnen scheiden
Gevolg tekort aan natrium
- Verlaging extracellulaire volume
- Hypovolemie
- Verlaagde bloeddruk, orthostase, verlengde capillary refill, verminderde huidturgor, droge slijmvliezen
Gevolg overschot aan natrium
- Toename extracellulaire volume
- Zoutgevoelige hypertensie, oedeem en toename van lichaamsgewicht
Stimulans natriumreabsorptie
- Insuline
- ADH (AVP)
Remmers natriumreabsorptie
- Dopamine
- Prostaglandines
Wat gebeurt er in PT
- Bulktransport
- Veel natriumreabsorptie
- Via transcellulair transport
- Via paracellulair transport (tight junctions, apicaal naar basolateraal)
Voordeel transcellulair transport
- Selectief
- Goed reguleerbaar