H6.2: Vorm en Functie van de bovenste luchtwegen Flashcards

1
Q

Wanneer krijg je een tracheotomie?

A

Als gedeeltes van de bovenste luchtwegen niet volledig functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tracheotomie

A
  • Kunstmatige gat in luchtpijp
  • Lucht direct de longen in
  • Kwaliteit van ingeademde lucht is afgenomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de nauwste plek van de luchtweg?

A

Cricoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Laatste stap als klap niet helpt?

A

Sneetje tussen adamsappel en cricoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Conchae

A
  • Neusschelpen
  • Welvingen in neus die oppervlakte van het slijmvlies vergroten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar is neusslijmvlies voor verantwoordelijk?

A
  • Regulatie temperatuur
  • Filtering
  • Vochtgehalte van ingeademde lucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onderdelen pharynx

A
  • Nasopharynx
  • Oropharynx
  • Laryngopharynx (hypopharynx)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderdelen larynx

A
  • Supraglottis
  • Stembanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt mondholte van neusholte gescheiden?

A

Palatum durum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Choanen

A

Overgang neusholte naar keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nasendoscopie

A

Endoscopie van de neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat vindt er in de neus plaats?

A

Volumeverkleining

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe krijg je turbulente luchtflow?

A
  • Volumeverkleining
  • Conchae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voor wat is de turbulente luchtflow niet efficiënt?

En voor wat wel efficiënt?

A

Niet: volume verplaatsing

Wel: uitwisseling vocht en temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gangen van neusbijholten

A
  • Sinus maxillaris
  • Sinus ethmoidalis
  • Sinus frontalis
  • Sinus sphenoidalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar komen de gangen van de neusbijholten uit?

A

Achter media concha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gevolg mechanische belemmering door poliepen in middelste neusgang?

A

Sinussen afsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zit er in nasopharynx?

A
  • Adenoïd (neusamandel)
  • Buis van eustachius
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verhemelte

A
  • Musculeuze structuur
  • Sluit nasopharynx en oropharynx
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Functies neus

A
  • Ademhaling
  • Reuk
  • Bijdrage smaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Functie neus bij ademhaling

A
  • Transport slijm en lucht
  • Verwarming en bevochtiging lucht
  • Filtering met neushaartjes en plakkerige membraan
  • Afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Symptomatologie neus

A
  • Vormafwijkingen
  • Neusverstopping
  • Loopneus
  • Reukverlies
  • Smaakverlies
23
Q

Hoe neusverstopping krijgen?

A
  • Scheefstand neustussenschot
  • Poliepen
24
Q

Afwijkingen neustussenschot

A
  • Geboortetrauma
  • Neustrauma
  • Neuspoliepen
  • Adenoidhypertrofie
  • Choanaal atresie
25
Q

Geboortetrauma

A

Met scheven neus ter wereld komen

26
Q

Neustrauma

A
  • Vechtpartij, ongeluk
  • Septumdeviatie
  • Neusverstopping
  • Ernstige hoofdpijn van kraakbenige spina die in slijmvlies van de neus boort
27
Q

Neuspoliepen

A
  • Poliep verstopt onder concha media
  • Prominent
28
Q

Adenoidhypertrofie

A

Neusamandel erg verdikt

29
Q

Waarom adenoidhypertrofie vooral bij kinderen?

A
  • Adenoid is een fysiologische barriere voor ziekteverwekkers
  • Kinderen komen veel in contact met nieuwe ziektes en bacteriën waar het lichaam nog geen kennis mee heeft gemaakt
30
Q

Choanaal atressie

A
  • Benauwdheid door neuspathologie
  • Kinderen in rust
  • Vernauwing v=bij uiteinde neus verbening of neusholten afsloten
31
Q

Afgesloten neusholte

A

Vliesje gevormd aan uiteinde neusholten waardoor de baby alleen goed door mond kan ademhalen

32
Q

Voorste deel gehemelte

A

Hard en benig (palatum durum)

33
Q

Achterste gedeelte gehemelte

A

Musculeus en fibrineus

34
Q

Luchtwegobstructies in mond

A
  • Door macroglossie
  • ACE-remmers, Quincke’s oedeem
  • Pfeiffer
35
Q

Macroglossie

A
  • Zwelling tong
  • Niet meer genoeg adem halen via mond en neus
36
Q

ACE-remmer, Quincke’s syndroom

A

Acute zwelling van tong en mondbodem

37
Q

Pfeiffer

A

Aandoening van lymfeklierweefsel

38
Q

Functies larynx

A
  • Respiratie
  • Hoesten
  • Scheiding lucht- en voedselweg
  • Slikken
  • Stemgeving
39
Q

Valse stembanden

A
  • Plica vestibularis
  • Musculeuze structuur
  • Sluiten epiglottis bij eten en drinken
40
Q

Ware stembanden

A

Plica vocalis

41
Q

Arytenoiden

A
  • Op cricoid
  • Gewrichtjes waar de stembanden mee worden bewogen
  • Alle larynxspieren zijn hieraan verbonden
42
Q

Innervatie larynx

A

Nervus vagus

43
Q

Craniale innervatie

A
  • n. larynxgeus superior
  • Interne tak: sensibel
  • Externe tak: m. cricothyreoideus
44
Q

Caudale innervatie

A
  • n. larynxgeus recurrens
  • Links: omhoog aortaboog
  • Rechts: om de subclavia
  • Rechter recurrens kortere route richting larynx
45
Q

Hoe kan benauwdheid ontstaan allemaal?

A
  • Mond
  • Neus
  • Larynx
  • Maar ook door longen (niet altijd bovenste luchtwegen)
46
Q

Expiratoire stridor

A

Vernauwing door intrathoracale processen

Lage hoesttoon

47
Q

Inspiratoire stridor

A

Hoogfrequent geluid door turbulentie

48
Q

Vernauwing

A

Door ontsteking

Kinderen gevoeliger

49
Q

Intrinsieke vernauwing

A

Door infectie

50
Q

Laryngitis subglottica

A
  • Smalste gedeelte van luchtweg ontstoken
  • Virale ontsteking
51
Q

Supraglottis

A

Ontsteking bovenste gedeelte van gebied net onder epiglottis

52
Q

Supraglottis herkennen

A
  • Inspiratoire stridor
  • Blafhoest
  • Dyspnoe met intrekkingen
  • Heldere stem
  • Langzaam progressief
  • Kan plat op rug liggen
53
Q

Ontsteking epiglottis herkennen

A
  • Niet slikken en dus kwijlen
  • Rechtop zitten
  • Hoge koorts