9.6 & 9.7 Immunosuppressiva Flashcards
Wanneer wordt er immunosuppressiva gegeven?
- Auto-immuunziekte
- Niet-infectieuze inflammatoire ziekte
- Transplantatie (Voorkomen afstoting)
Welke immunosuppressiva zijn er?
- Glucocorticosteroïden
- Anti-metabolieten
- Calcineurine blokkers
- JAK inhibitors
- NSAIDs
- Thalidomides, hydroxychloroquine
- Biologicals
Wat zijn de effecten van glucocorticosteroïden?
- Stress respons: Operaties of infecties bijvoorbeeld (!)
- Regulatie glucose en vet metabolisme
- Anti-inflammatoir
- Immunosuppressief
- Verhoogde botresorptie
- Vasculaire effecten
- Feedback systeem (Normaal fysiologisch in de hypofyse-bijnier as)
Iemand die steroïden gebruikt, onderdrukt de eigen hypofyse-bijnier as. Bij te lang gebruik van steroïden dan kan deze as worden ontregeld. Het herstellen kan een jaar duren. Als er geen cortisol productie is in het lichaam kan er shock ontstaan. Hierdoor worden er stress-schema gegeven aan mensen die steroïden gebruiken voordat ze operatie ingaan
Welke soorten effecten kunnen glucocorticosteroïden hebben bij verschillende doseringen?
- Genomisch effect (In de kern)
- Niet genomisch effect (Hoge dosis): Op het cytoplasma
- Apoptotisch effect T-cellen (>250-500 mg): Op het celmembraan
Verschillende hoeveelheden hebben verschillende effecten
Welke effect hebben glucocorticosteroïden op het immuunsysteem?
- Inhibitie van inflammatoire mediatoren: Cytokines, prostaglandines en NO
- Inhibitie cel migratie en adhesie
- Inductie leukocyt apoptose
Wat zijn de verhoudingen van glucocorticosteroïden ten opzichte van cortisol?
- Prednison 5x zo sterk
- Dexamethason 25x zo sterk en passeert de placenta
Cortisol is 1x
Glucocorticosteroïden worden gegeven bij bijna alle auto-immuunziektes, allergische reacties en transplantaties
Wat zijn de kenmerken van het syndroom van Cushing?
- Rode wangen
- Bol gelaat
- Atrofie spieren
- Romp adipositas
- Striae
- Blauwe plekken
Wat zijn de bijwerkingen van glucocorticosteroïden?
- Osteoporose
- Diabetes Mellitus
- Mentale disfunctie, inclusief psychose (Meestal boven de 20 mg)
- Infecties (Bijv. Herpes Zoster)
- Huidbloedingen
- Aseptic bot necrose
- Atrofie bijnier: Afbouwschema na 2 weken gebruik
- Cushing-achtige symptomen
Wat zijn de kenmerken van purine synthese inhibitors?
- Azathioprine (Imuran 1957) -> Non-enzymatic wordt omgezet in 6-mercaptopurine (Onderdrukking van de beenmerg door remming van celdeling -> Hb daling)
- Purine antagonist
- Interfereert met synthese van nucleïnezuren
- Blokkeert synthese van nucleïnezuren (A en G) in DNA
- Cytostatisch
- Effect op proliferende cellen
Wanneer worden purine synthese inhibitors gegeven?
- Meeste bij auto-immuunziekten
- Meestal gebruikt als steroïdsparende medicatie
- Werd als anti-afstoting therapie gebruikt
Wat zijn de bijwerkingen van purine synthese inhibitors?
- Beenmerg toxiciteit (Granulocytopenia, thrombocytopenia)
- Rode bloedcel aplasie
- Hepatotoxiciteit
Wat zijn de kenmerken van mycofenolzuur/mycofenolaat?
- Remt IMPDH (Meer selectief)
- Remt de synthese van nieuwe nucleïnezuren en selectieve proliferatie van lymfocyten
- Remt de novo pathway guanine nucleotiden-synthese, waarvan lymfocyten afhankelijk zijn in tegenstelling tot andere cellen en dit middel is relatief selectief voor lymfocyten. Er is een reversibele remming van B- en T-celproliferatie zonder myelotoxiciteit
- Wordt gegeven bij transplantatie, SLE en Uveitis
Wat zijn de bijwerkingen van mycofenolzuur/mycofenolaat?
- Infecties
- Diarree
- Leukopenie (Geen Hb daling)
Wat zijn de kenmerken van alkylerende middelen?
- Cyclofosfamide of Chlorambucil
- Covalente alkylatie van andere moleculen
- Remt de splitsing van DNA-strengen gedurende de proliferatie
- Cross linking DNA: Cytotoxisch
- Heeft zowel op humorale en cellulaire immuunrespons
- Wordt gegeven bij levensbedreigende situaties -> Vasculitis (Polyangiitis met granulomatosis), SLE
Wat zijn de bijwerkingen van alkylerende middelen?
- Onvruchtbaarheid
- Infecties
- Bloedige cystitis
- Maligniteiten/lymfomen (10%)
Wat zijn de kenmerken van methotrexaat?
- Foliumzuur analoog: Remt DNA synthese door de essentiële foliumafhankelijke route te remmen
- Wordt gegeven bij reumatoïde artritis (Patiënten zitten niet in rolstoel), chemotherapie of granulomateuze inflammatie