5.2 Inleiding Klinische Embryologie Flashcards
Wanneer wordt het een embryo en wanneer een foetus genoemd?
- Tot en met week 8 -> Embryo
- Na week 8 -> Foetus
- Vanaf 20-24 weken is de foetus levensvatbaar
Wat gebeurt er in week 1?
Vorming van de blastocyt (Klievingsdelingen)
- Blastocyt bestaat uit embryoblast, waaruit het embryo zal ontstaan en de trofoblast die nodig is voor innesteling (Specifiek de synctiotrofoblast)
Wat gebeurd er in week 2?
Innesteling
- Aanleg 2-lagige kiemschijven (Epiblast, ectoderm en hypoblast/endoderm)
- Aanleg extra-embryonale vliezen
-> Dooierzak -> Extra-embryonale darm
-> Amnionholte -> Extra-embryonale huid
-> Chorionholte (Ui extra embryonale mesoderm) -> Extra-embryonale coeloom (Placenta en navelstreng)
Wat gebeurt er uiteindelijk met de extra-embryonale vliezen en holtes?
- Dooierzak verdwijnt
- Amnionholte vormt de ruimte rond de foetus gevuld met vruchtwater
- Chorionholte verdwijnt
Wat zijn extra-embryonale structuren bij tweelingen (De blastocyt)?
Bij een dyzygote tweeling:
- 2 chorions en 2 amnions
Bij een mono-zygote tweeling:
- 1 chorion en 1 amnion
-1 chorion en 1 amnion (Kan leiden tot Siamese tweeling)
Wat gebeurd er in week 3/4?
Val ellipsvormige schijf naar bouwplan:
- Primitiefstreek
- Gastrulatie -> Van 2- naar 3-lagige kiemschijf (Aanleg mesoderm)
- Neurulatie -> Vorming neurale buis
- Kromming -> Van schijf tot cilindervormig embryo
Wat gebeurd er in week 5-8?
Organogenese
- Ontwikkelingsstadia en groeicurve
Hoe gaat het proces van de gastrulatie uit week 3?
Begin week 3 is de embryo een 2-lagige schijf met caudaal de primitiefstreek
In de primitiefstreek vindt gastrulatie plaats. Cellen groeien naar binnen (Naar holte tussen epiblst en hypoblast). De mesoderm wordt gevormd
Gebeurd Caudaal
Welke soorten mesoderm worden gevormd tijdens de gastrulatie?
Is afhankelijk van de plaats van de primitiefstreek en de cellen die naar binnen groeien:
- Paraxiaal (Worden somieten)
- Intermediair
- Lateraal
Op welke 2 plaatsen blijft het embryo 2-lagig?
- Buccofaryngeale membraan (Overgang tussen mond en keel)
- Cloacale membraan (Overgang anus en darm en van urethra naar binnen)
Hoe gaat de neurulatie?
- De 3-lagige kiemschijf wordt langer en neurulatie begint
- Bij neurulatie een deel van de epiblast/ectoderm (Nu neurale plaat genoemd) tot een huisvormige structuur -> Neurale buis
- Epitheliale verband blijft behouden
Gebeurd craniaal
Hoe gaat de kromming van schijf tot cilinder in week 3/3?
Gelijktijdig met de vorming van de neurale buis, verandert het embryo van een 3-lagige schijf in een cilinder (Krommingsproces)
Tijdens de kromming ontstaat de primitieve darm, komt het ‘hart’ op de goede plek en ontstaat de navelstreng. Ook wordt de borst-buik wand gevormd
Tegelijkertijd specialiseert het mesoderm. Embryo groeit als paddenstoel boven zichzelf uit
Aan het einde van week 4 is het bouwplan af. Wat wordt het endoderm?
- Darm
- Longen
- Lever
Wat wordt het mesoderm?
- Skelet
- Spieren
- Nieren
- Hart
Wat wordt het ectoderm?
- Epidermis
- Zenuwstelsel
Wat wordt het paraxiaal mesoderm?
Somieten
Wat wordt het parietaal mesoderm?
Weefsel rondom buikholte
Wat wordt het viscerale mesoderm?
Bindweefsel rondom darmen
Wat wordt neuroectoderm?
Het ruggenmerg
Wat is situs inversus?
Een afwijking die ontstaat in week 3/4
Gespiegeld ontwikkeld zijn van organen uit het maag-darm kanaal en het vasculaire stelsel
Links-rechts as wordt in week 3 tijdens de gastrulatie aangelegd (Voordat de embryonale inwendige organen zichtbaar zijn). Als trilharen aan de ventrale zijde in de knoop van de hersenen (Primitiefknoop) niet goed functioneren -> Situs inversus
Wanneer ontstaan neurale buis effecten?
Week 3/4 als gevolg van het niet goed sluiten van de neurale buis in week 4:
- Open rug
- Anencephalie
Waarvan zijn borst en buikwand defecten het gevolg van?
Verstoorde uitgroei van embryonale lichaamswanden in week 4
Wanneer ontstaan de meeste grove aangeboren afwijkingen?
In week 3-8 na conceptie tijdens de aanleg van het bouwplan en de organogenese
Wat zijn de oorzaken van aangeboren afwijkingen?
- Chromosomale afwijkingen (Vaak lethaal of zeer ernstig)
- Monogeen (Mutaties in specifieke genen)
- Omgevingsfactoren (Thalidomide, Vitamine A , Alcohol, Anti-epileptica, Androgenen, Bepaalde virussen, Antibiotica, Diabetes van de moeder)
- Mechanische factoren (Afknelling, Oligohydramnios, Te kleine baarmoeder)
- Multifactorieel of onbekend