3.2 SV Congenitale afwijkingen - multidisciplinaire aanpak Flashcards
Welke twee categorieën congenitale afwijkingen zijn er? Welke onderzoeken doe je om te ontdekken?
Major
-> afwijkingen die levensbedreigend zijn en chirurgie nodig hebben
-> bv klomptvoet of schisis
->2-3% prevalentie
Minor
-> afwijkingen die geen ernstige consequentie hebben
-> 7% prevalentie
Detectie via 2/3D echoscopie en MRI-scan.
Daarnaast vruchtwaterpunctie of vlokkentest
Daarna onderzoek moeder
-> infecties, genafwijkingen, stofwisselingsziekten
Welke risico categorieën zijn er?
Low risk
-> zwangeren hebben voor partus geen verhoogd risico op congenitale afwijkingen.
-> kan veranderen in high risk
High risk
-> zwangeren hebben voor partus wel verhoogd risico op congenitale afwijkingen.
-> vrouwen die zelf afwijking hebben
Welke diagnostiek is er?
NIPT (11-14 wk)
->niet invasieve prenatale test
->bloedonderzoek voor DNA van placenta
-> down edwards of patau
SEO (18-22 weken)
->20 weken echo
->veel dysmorfe afwijkingen
GUO1 (18-22 weken)
-> indien high risk
-> geadvanceerd ultrageluidsonderzoek
GUO2 (8-40 weken)
->afwijkingen op SEO
-> major afwijkingen slechts helft gevonden met niet invasieve onderzoeken.
Hoe werkt obductie?
Obductie wordt gedaan bij zwangerschapsafbrekingen, IUVD, neonaten en kinderen < 5 jr overlijden
Daarnaast babygram, is rontgenfoto voor baby. Postmortale MRI-scan.
VA(C)TERL?
Sporadische afwijking van:
Vertebraal
Anus
Cardiaal
Tracheo-oesophagaal
Renaal
Ledematen
Amnionruptuur syndroom?
Amnoinstrengen zijn fibrotische strengen in vruchtwater waar ledematen zich om kunnen strikken en necrotisch kunnen worden.
Ook inslikken en dan schisis.
Al deze afwijkingen leiden tot amnionruptuur syndroom.