1B3 week 14 HC 9 & 10 Nier vervangende therapie Flashcards
Welke typen donoren zijn er?
- Overleden (hersendood of circulatiestilstand)
- Levend (direct, cross over, door bloedgroep heen)
Wat zijn voordelen van een levende donor?
- Betere kwaliteit
- Op meest optimale tijdstip
- Moeilijke patiënten helpen door meer mogelijkheden
Waaruit bestaat de voorbereiding van een niertransplantatie?
- Bepalen bloedgroep en anti-HLA antistoffen
- Medische screening
- Chirurgische beoordeling
- Risico op recidief nierziekte bepalen
- Donornier beoordelen
Waaruit bestaat de chirurgische beoordeling?
- Anamnese: vasculaire voorgeschiedenis, risicofactoren, claudicatio intermittens
- LO: palpatie bloedvaten, auscultatie (aorta-iliacaal), enkel/arm index
- Aanvullende onderzoek: CT, duplex
Welke complicaties van de ingreep zijn er?
Trombose, bloeding, infectie, lekkage/stenose urineleider
Hoe gaat de afweerreactie bij aanwezigheid van antigenen?
- Antigeenpresenterende cel presenteert antigeen gebonden aan HLA aan T-cel
- 3 signalen om T cellen te activeren
- B cellen geactiveerd
- B-cellen activeren antilichamen
Welke immunosuppresiva zijn er?
- Prednison
- Tacrolimus (prograft) of ciclosporine
- Mycofendaat mofetil of azathioprine
Wat zijn bijwerkingen van prednison?
Gewichtstoename, osteoperose, suikerziekte, spierzwakte, verhoogd cholesterol
Wat zijn bijwerkingen van tacrolimus?
Nierschade, suikerziekte, hoge bloeddruk
Wat zijn de nadelen van immunosuppressiva?
- Hart- en vaatziekten
- Infecties (80%)
- Kanker
- Nierschade
Welke typen infecties treden van op na een niertransplantatie?
- Urineweginfectie (meest)
- CMV (behandelen met valganciclovir)
- PJP -> pneunomie (behandelen met cotrimoxazol en profylaxe)
- EBV = pfeiffer (proliferatie van B-cellen)
Welke soorten kanker komen vaak voor na niertransplantatie?
Huidkanker en post transplantaire lymfoom (PTLD)
oncogene virussen
Welke typen nierschade komen posttransplantair voor?
- Acuut: vasocontrictie afferentie arteriole, tubulaire schade
- Chronisch: arteriolaire hyalinose, fibrose
Hoe kun je afstoting vaststellen?
- Echo (beoordeling mogelijkheid prerenale of postrenale oorzaak)
- Biopt (bij renale oorzaak)
Welke klachten heb je bij afstoting?
Vaak geen klachten, soms koorts en pijn
- Functio laesa: verminderde nierfunctie