1B3 week 14 HC 3 & 4 Nefrotisch en nefritisch syndroom Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat de filtratie barrière?

A
  • Endotheel cellen met fenestrae en glycoproteïnen
  • Glomerulaire basaal membraan
  • Podocyten met filtratie slits en nefrinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kenmerken van het nefrotisch syndroom?

A
  • Proteïnurie > 3,5 gr per dag
  • Oedeem benen en oogleden
  • Hypoalbuminemie
  • Hyperlipaemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van nefritisch syndroom?

A
  • Proteïnurie < 3,0 gr per dag
  • Hematurie door erytrocyten cilinders
  • Progressieve achteruitgang nierfunctie met oligurie
  • Oedeem en hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de DD bij nefrotisch syndroom?

A
  • Minimal change disease
  • Focaal segmentale glomerulosclerose
  • Membraneuze glomerulopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van de minimal change disease?

A
  • Vaak bij kinderen
  • Geen afwijkingen op lichtmicroscopie
  • Verlies ladingsselectiviteit -> vooral albumine verlies
  • Simplificatie podocyten
  • Goede prognose met prednison behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van focale segmentale glomerulosclerose?

A
  • Fibrose en sclerose in slechts delen van de glomerolus en nier
  • Verlies lading en grootte selectiviteit
  • Overlap met MCD, maar slechtere prognose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan focale segmentale glomerulosclerose ontstaan?

A
  • Primair, bijv genetische afwijkingen van de slit porie of podocyten
  • Secundair, bijv door ziekten waar hoge drukken ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van membraneuze glomerulopathie?

A
  • Immuunreactie onder de podocyten
  • Goed zichtbaar met elektronen microscoop
  • Aselectieve proteïnurie door verlies grootte selectiviteit
  • 20% wordt nierinsufficiënt
  • Behandeling met prednison en ACE remmer
  • Komt ook secundair voor bij virussen of maligniteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat membraneuze glomerulopathie?

A
  1. Activatie van fosfolipase A2 receptor (PLA2R)
  2. Aanmaak IgG
  3. Complement cascade
  4. Neerslag IgG en complement, waardoor basaal membraan verdikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je membraneuze glomerulopathie vaststellen?

A

Anti-PLA2R meten in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat het nefritisch syndroom?

A
  1. Antigeen en antilichaam vormen immuuncomplex
  2. Circulerende immuuncomplexen komen in de nier terecht
  3. Activatie complement (C5b-9) en witte bloedccellen
  4. Neerslag in de nier en destructie podocyten
  5. Witte bloedcellen in ruimte van Bowman
  6. Proliferatie visceraal en parietaal epitheel (Crescent)
    ( 8. Influx macrofagen en fibroblasten -> litteken vorming)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de plek van de neerslag van immuuncomplexen bepaald?

A

Grootte en lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke plekken kunnen immuuncomplexen neerslaan?

A
  • Onder het endotheel (subendotheliaal)
  • In de basaalmembraan (subepitheliaal)
  • Onder de podocyten (mesangiaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de DD bij nefritisch syndroom?

A
  • Anti-GBM
  • Poststreptococcen
  • ANCA geassocieerd
  • Lupus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van Anti-GBM?

A
  • Antilichamen tegen eigen antigen
  • Epitopen (stukjes collageen IVa) aan oppervlak
  • Lineaire desposities op immuno flurosentie onderzoek
  • IgG in basaal membraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling bij anti GBM?

A
  • Prednison

- Plasma exchange (antistoffen wegvangen)

17
Q

Wat zijn kenmerken van poststrepococcen?

A
  • Immuuncomplexen tegen subendothele planted antigen

- Geen lineair patroon, wel crescents

18
Q

Wat zijn kenmerken van anti neutrofiele cytoplasmatische antilichamen (ANCA)?

A
  • Gericht tegen antigeen in witte bloedcellen
  • Proliferatie extra-cappilaire epitheel
  • Aanwezig bij GPA
  • Niet zichtbaar op immunoflurosentie onderzoek (pauci)
  • Vasculitis en beschadiging filtratie barrière
19
Q

Wat zijn kenmerken van lupus?

A
  • Ontstaat door autoimmuunziekte (chronische immuuncomplexen tegen eigen celkernen)
  • Gevolg sterk afhankelijk van immuuncomplex
20
Q

Welke synoniemen zijn er voor nefritisch syndroom?

A
  • Rapidly progressive glomerulair nefritis
  • Crescentic nefritis
  • Vasculutis vd nier
21
Q

Hoe heet het als een ziektebeeld zowel in de nier als in de longen klachten geeft?

A

Reno-pulmonaal of pulmo-renaal

22
Q

Welke oorzaken zijn er voor focale sclerose?

A
  • Idiopatisch (immunologisch)
  • Genetisch (COL4 mutatie)
  • Hyperdynamisch (hyperfiltratie)