Week 4: HC.2 Waterreabsorptie Flashcards
Volumeregulatie?
uitscheiding Na, baroreceptoren
Osmoregulatie?
uitscheiding water, osmolaliteit geregeld door H2O niet Na
Aquaporines?
geactiveerd door ADH, zodat meer water kan worden uitgescheiden
aquaporine 2: ADH zorgt dat ze om membraan zitten, porines zitten opgeslagen in vesicles
Lis van Henle?
bouwt concentratiegradiënt op.
In stijgende deel natriumreabsorbtie zonder waterreabsorptie: impermeabiliteit tubuluscellen
dalende deel lis van Henle: waterreabsorptie
Hoe maakt nier concentratiegradiënt?
NCCK2 kanalen in TA(scending)L zorgen voor gradiënt verschil van 200 uit TDL water weg > osmolaliteit stijgt etc….
Uiteindleijk: hoe dieper in het merg, hoe hoger de osmolariteit van het niermerg > urine kan niet een hogere osmol hebben als de max in het merg
Waar heeft ADH invloed op?
de actieve natrium reabsorptie met NKCC2 kanalen, bevordert reabsorptie
Counter current multiplier?
via NKCC2 wordt natrium, kalium en chloor naar interstitium gebracht
Zorgt voor opbouw gradiënt
Counter current exchanger?
zorgt dat de osmotische gradiënt blijft bestaan en voorkomt dat deze verdunt door wateruitstoot
Na-reabsoprtie in verschillende delen nefron?
PT: Na-co transporters (trans en para)
TAL: NKCC2 co-transporter (Na, K, 2Cl)
DCT: Na,Cl (NCC) co-transport (trans)
CCD + IMCD: ENaC = Na kanaal (trans)
Osmoregulatie met ADH?
ADH (vasopressine) concentreert de urine > reabs water
Volumeregulatie?
aldosteron
Ureum?
word vooral in verzamelbuis gereabsorbeerd
Wat heb je nodig voor reabsorptie water?
- een gat: aquaporine 2
- een drijvende kracht: osmotische gradiënt
Hyponatriëmie?
te laag Na, te veel water in lichaam
Hypernatriëmie?
te hoog Na, te weinig H2O