W6HC6: Werkingsmechanismen systemische therapie Flashcards
1
Q
Chemotherapie
A
- grijpt aan op sneldelende cellen
- korte termijn effectiviteit is het beste bij snel groeiende tumor
- level 1 evidence van effectiviteit
2
Q
Dosering
A
- grote individuele verschillen
- gelimiteerd door toxiciteit
- meerdere middelen gebruiken
- resistentie voorkomen
3
Q
Late bijwerkingen cytotoxische middelen
A
- traag delende weefsels: hart, longen, nieren, zenuwbanen, lever
- vaak blijvende effecten, soms nog wel (deels) reversibel
- soms dodelijk
4
Q
Vroege bijwerkingen
A
- snel delende weefsels
- beenmerg, maag-darm slijmvlies, haren
- meestal dosis afhankelijk, dosis beperkend
- soms levensbedrijgend
- meestal reversibel
5
Q
Kankercel specifieke therapie
A
- transmembraan receptor blokkeren van tumorcel
- monoclonaal antilichaam (mabben): alles wat aan de buitenkant van een transmembraan gelegen receptor aangrijpt, moet via infuus, heeft langere t1/2
- nibben grijpen aan intracellulair gedeelte recepot, via pillen
6
Q
Hormonale therapie
A
- weinig tumoren geschikt: prostaat en mammacarcinoom dat specifiek deze receptoren bij zich hebben
- goed verdraagbaar
- niet samen met chemo