VO week 4 Flashcards

1
Q

wat zijn risicogroepen voor een gecompliceerd beloop?

A
  • volwassenen > 70 jaar
  • kinderen < 3 maanden
  • immuun gecompromiteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kun je onderscheid maken tussen een parasitaire infectie en een virale/bacteriële infectie?

A

parasitair duurt meer dan een week voordat er symptomen komen en het beloop is minder erg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij welke verwekkers is er bloed bijmening?

A

bij bacteriën en parasieten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zegt het type diarree over de ziekteverwekker?

A

slijm = bacterieel/ parasitair omdat het weefselinvasief is (shigella salmonella, campylobacter en yersinia) bacteriën waren dit
waterig = virus omdat dit zorgt voor lokale irritatie en dus voor veel vochtuitscheiding (adenovirus, norovirus, astrovirus en rotavirus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

is E. coli gram positief of negatief?

A

negatief. darm bacteriën zijn meestal gram negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

is de campylobacter gram positief of negatief?

A

positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wie regelt uitbraken in NL?

A

GGD voor gemeente en LCI landelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe krijg je Shigella?

A

door niet goede hygiëne. dus besmet voedsel/water of persoon-persoon contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe krijg je een Salmonella infectie?

A

door Kip of kip producten (eieren bijv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe krijg je een Campylobacter infectie?

A

door kip en niet goede hygiëne waardoor bijv. een snijplank besmet is. melk als het niet gepastureerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

via wat krijg je EHEC?

A

hamburgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

met welk soort techniek kan elke pathogeen aangetoond worden?

A

PCR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe krijg je Yersina?

A

via varkensvlees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn kenmerken van giardia lambia?

A
  • het is een parasiet: giardiasis
  • je krijgt het door besmet water/voedsel waar de parasiet in zit
  • kinderen (<10 jaar) en reizigers hebben verhoogd risico
  • geeft bovenbuikpijn en brijerige diarree die lang kan aanhouden, winderig, misselijk
  • feces-oraal (kinderdagverblijf en kleine kinderen thuis)
  • behandeling: metronidazol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de kenmerken van grampositieve bacteriën?

A
  • celwand: peptidoglycaan
  • kleur: paars
  • buitenmembraan afwezig
  • voorbeelden: staphylococcus en streptococcus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de kenmerken van gramnegatieve bacteriën?

A
  • celwand: dunne laag peptidoglycaanlaag
  • kleur: roze
  • buitenmembraan: lipopolysacchariden (LPS)
  • voorbeelden: salmonella, E. coli, Pseudomonas, shigella, yersinia, campylobacter
17
Q

wat kan een lysozym?

A

kan bij gram positieve bacteriën de peptidoglycaan afbreken maar niet de lipopolysacchariden laag

18
Q

wat is de opbouw van de milt?

A

rode en witte pulpae. de scheiding tussen deze twee is de marginale zone

19
Q

wat heeft de milt niet?

A

HEV

20
Q

hoe migreren bloedcellen in de milt?

A

van parenchym van de rode pulpae naar de sinussen toe

21
Q

welk soort cellen zijn er in de marginale zone?

A

TI-B-cellen

22
Q

waar wordt tolerantie (afwezigheid immuunreactie tegen antigenen) opgebouwd in de milt?

A

in de platen van Peyer (in de dunne darm en is een opeenhoping van follikels)

23
Q

wat zijn de 2 belangrijkste modellen voor het ontstaan van m. Crohn?

A
  1. overmatige immuunstimulatie door een defect in het NOD2-gen (dit stimuleert IL-10 en zou immuunrespons moeten remmen)
  2. defecten in primaire innate respons door een afwijking in het ATG16L1-gen (zorgt voor minder autofagosomen en dus minder APC hierdoor duurt het langer voordat er een specifieke immuunreactie is)
24
Q

waar bestaat de witte pulpae uit?

A

PALS (peri-arteriolaire lymfocyten schedes) en follikels