Tentamen vragen (gesloten) Flashcards
Welke bewering over het gebruik van de PCR techniek in de medisch
microbiologische diagnostiek is juist?
a PCR reacties kunnen zowel kwalitatief als kwantitatief worden ingezet.
b Een PCR kan alleen betrouwbaar worden uitgevoerd op micro-organismen in
reinkweek.
c Bij amplificatie van DNA met behulp van een PCR reactie moeten DNA primers
gebruikt worden, en bij amplificatie van RNA moeten RNA primers gebruikt
worden.
A
b onjuist omdat het ook vanuit DNA materiaal kan
c onjuist omdat er bij zowel DNA als RNA gebruik wordt gemaakt van DNA primers. alleen RNA moet via RT omgezet worden in cDNA
Vier enzymen zijn:
1 Capsidase
2 Integrase
3 Protease
4 Reverse transcriptase
Welke drie van deze enzymen zijn betrokken bij de replicatiecyclus van HIV?
2, 3 en 4
wat is het rotavirus?
komt bij kinderen voor 5 jaar voor en daarna kan het terugkomen. het is een ontsteking van de maag en darm
Sommige virussen kunnen tumoren veroorzaken.
Drie virussen zijn:
1 Rous sarcoma virus
2 Epstein-Barr virus
3 Kaposi’s sarcoma virus
Welke virussen kunnen bij de mens tumoren veroorzaken?
- EBV kan burkitt, nasofaryngeaal carc en (non-)hodgkin veroorzaken
- KSHV
- Rous is een retrovirus wat bij kippen tumoren kan veroorzaken
Na welk type vaccinatie kunnen cytotoxische T lymfocyten, gericht tegen HIV,
ontstaan?
a Vaccinatie met Env subunits van HIV.
b Vaccinatie met intracellulaire HIV eiwitten.
c Vaccinatie met geïnactiveerde HIV partikels.
d Vaccinatie met recombinant virus met HIV immunogenen.
D
Het HPV vaccinatieprogramma is gebaseerd op een flinke hoeveelheid klinische en
preklinisch onderzoek. Resultaten van dit onderzoek vormden de basis voor de
vaccinatieprogramma’s die wereldwijd, en uiteindelijk ook in Nederland, zijn
opgestart.
Wat was, bij de start van het vaccinatieprogramma in Nederland, nog niet
bewezen?
a HPV vaccinatie voorkomt cervixcarcinoom.
b HPV vaccinatie voorkomt condyloma (genitale wratten).
c HPV vaccinatie voorkomt cervicale intra-epitheliale neoplasie.
d HPV vaccinatie induceert een immuunrespons die jaren lang stabiel blijft
A we wisten dat het premaligne afwijkingen kon stoppen en dat zou dan cervixcarcinoom moeten voorkomen
Door een erfelijke afwijking als gevolg van huwelijken binnen de familie heeft zich bij
sommige kinderen in een Amerikaans gezin geen milt ontwikkeld. Dit kwam aan het
licht toen een van de kinderen een levensbedreigende infectie met Haemophilus
influenzae kreeg.
De milt speelt een essentiële rol bij de weerstand tegen deze kapselvormende
bacteriën.
Welke cellen in de milt zijn hierbij van cruciaal belang?
a alleen folliculaire B-cellen
b alleen T-cellen in de PALS
c alleen marginale zone B-cellen
d alleen T-cellen in de PALS en folliculaire B-cellen
e alleen folliculaire B-cellen en marginale zone B-cellen
f alleen T-cellen in de PALS en marginale zone B-cellen
g T-cellen in de PALS, folliculaire B-cellen en marginale zone B-cellen
C
wat is het doel van HEV?
trekken lymfocyten aan en hebben wanden die de doorgang voor lymfocyten vergemakkelijkt. en is een specifiek type bloedvat in het lichaam, een subtype van postcapillaire venulej
Wat is de juiste volgorde waarin de verschillende immuunglobulinegenen
herschikkingsprocessen doormaken?
IGH - IGK - IGL
B-cellen worden geactiveerd via hun B-celreceptor (immuunglobuline). Daarnaast is
echter een tweede signaal nodig, zowel bij de T-celafhankelijke als de
T-celonafhankelijke B-celactivatie.
Wat vormt het tweede signaal in geval van een T-celafhankelijke B-celactivatie?
a een signaal op basis van een pattern recognition receptor
b een signaal op basis van het CD40 molecuul
c een signaal op basis van repetitief antigeen
B, interactie tussen CD40 en CD40L is essentieel voor proliferatie en differentiatie van B-cellen
Het endotheel van de hoog-endotheliale venule (HEV) in de lymfeklier heeft een
afwijkende morfologie in vergelijking met endotheel elders in het lichaam.
Drie beweringen over mogelijke verschillen tussen endotheelcellen van de HEV ten
opzichte van endotheel elders in het lichaam zijn:
1 Endotheelcellen van de HEV hebben meer adhesiemoleculen.
2 Endotheelcellen van de HEV hebben meer celuitlopers.
3 Endotheelcellen van de HEV hebben meer cytoplasma.
Welke bewering is of welke zijn juist?
1 en 3
Welk type reactie is, vanuit een immunologisch oogpunt, een granulomateuze
reactie?
a acute (type I) hypersensitiviteitsreactie
b antilichaam-gemedieerde (type II) hypersensitiviteitsreactie
c immuuncomplex-gemedieerde (type III) hypersensitiviteitsreactie
d celgemedieerde (type IV) hypersensitiviteitsreactie
D
Verschillende humorale factoren kunnen ervoor zorgen dat fagocytose van bacteriën
efficiënter verloopt.
Vier factoren zijn:
1 Complement
2 IgG
3 Interleukine-1
4 Lactoferrine
Welke twee factoren kunnen direct zorgen voor verhoogde efficiëntie van
fagocytose?
1 en 2
In de epidermis van de huid bevinden zich keratinocyten en Langerhanscellen. Beide
celtypen brengen Toll-like receptoren tot expressie, hoewel de subtypen TLR van
beide celtypen verschillend zijn.
De huid van een patiënt is gevoelig voor infectie, en er vindt besmetting plaats met
een potentieel pathogene bacterie. De TLR-liganden van deze specifieke bacterie
worden wel herkend door de keratinocyten, maar niet door de Langerhanscel.
Wat zal in een tijdsbestek van 48 uur de reactie van de keratinocyten en de
Langerhanscellen zijn, en zal een ontstekingsreactie op gang komen?
Keratinocyten en Langerhanscellen worden beide geactiveerd. Beide celtypen
produceren cytokinen en een ontstekingsreactie komt op gang.
Door een erfelijke afwijking als gevolg van huwelijken binnen de familie heeft zich bij
sommige kinderen in een Amerikaans gezin géén milt ontwikkeld. Dit kwam aan het
licht toen een van de kinderen een levensbedreigende infectie met Haemophilus
influenzae kreeg.
De milt speelt een essentiële rol bij de weerstand tegen deze kapselvormende
bacteriën.
Welke niet-lymfoïde cellen in de milt spelen een belangrijke rol in de weerstand
tegen deze bacteriën?
a dendritische cellen in de PALS
b dendritische cellen in de rode pulpa
c dendritische cellen in follikels
d macrofagen in de marginale zone
e macrofagen in de rode pulpa
f macrofagen in de witte pulpa
D
Wat betekent MHC restrictie?
a selectieve antigeenherkenning in de context van eigen MHC door B-lymfocyten
b selectieve antigeenherkenning in de context van eigen MHC door T-lymfocyten
c selectieve antigeenherkenning in de context van vreemd MHC door T-lymfocyten
d selectieve antigeenherkenning in de context van vreemd MHC door B-
lymfocyten
B
Positieve selectie is het proces waarbij thymocyten geselecteerd worden met
T-celreceptoren die de juiste affiniteit hebben voor eigen HLA met peptiden.
Wat gebeurt er met de thymocyten die geen interactie kunnen aangaan met de
eigen HLA-moleculen?
a Dit worden anerge T-cellen.
b Deze differentiëren tot T-suppressorcellen.
c Deze komen in de circulatie als autoreactieve T-cellen.
d In deze thymocyten worden de VDJ-genen opnieuw herschikt.
e Deze ondergaan apoptose en worden door macrofagen verwijderd
E
positieve selectie is in cortex en dan kijken ze of er genoeg affiniteit is
negatieve selectie is in de medulla en dan kijken ze of er niet te veel affiniteit is als dat zo is dan ook apoptose
Je bent huisarts en ziet een 35-jarige vrouw die voor een vakantie in de tropen is
geweest, en daar een infectie heeft opgelopen met een gastro-intestinale
worminfectie. Haar afweersysteem is hard bezig om deze infectie te klaren.
Wat is de meest waarschijnlijke combinatie van cytokine en producerend Th
subtype die bij haar herstel een rol speelt?
a IFN- geproduceerd door Th1 cel
b IFN- geproduceerd door Th2 cel
c IL-10 geproduceerd door Th1 cel
d IL-10 geproduceerd door Th2 cel
e IL-13 geproduceerd door Th1 cel
f IL-13 geproduceerd door Th2 cel
F
e bent huisarts en ziet een 68-jarige man die zich presenteert met klachten van
vermoeidheid. Je ziet een afwijkend bloedbeeld met leukocytose. Je vermoedt een
hematologische maligniteit en vraagt immunofenotyperingsonderzoek aan van het
bloed. Na ontvangst van de uitslag constateer je een chronische lymfatische
leukemie (CLL).
Voor welke marker is deze maligniteit bij immunofenotyperen zeer
waarschijnlijk positief geweest?
a CD10 antigeen
b cytoplasmatisch immunoglobuline (CyIg) van IgG of IgA klasse
c membraangebonden immunoglobuline (SmIg), zwakke expressie
d terminaal deoxynucleotidyltransferase (TdT)
C
Ontstekingsmediatoren hebben naast lokale ook systemische effecten.
Drie systemische effecten zijn:
1 koorts
2 cachexie
3 leukocytose
Welke systemische effecten heeft IL-1?
IL-1 is pro inflammatoire dus alle 3
cachexie is magerheid
Vier ziektebeelden zijn:
1 ziekte van Crohn
2 colitis ulcerosa
3 sarcoïdose
4 tuberculose
Bij welke drie van deze ziektebeelden wordt meestal een granulomateuze
ontsteking gezien?
1, 3, 4
Wat is geen reden voor doorverwijzing van een kind met otitis media met
effusie (OME) naar de 2e lijn?
a Het kind met OME is jonger dan 6 maanden.
b Het kind met OME heeft het syndroom van Down.
c Het langer dan 6 maanden bestaan van een OME.
d Het hebben van klachten die het gevolg zijn van een persisterende OME, zoals
gehoorverlies, duidelijke spraak- en taalachterstand of forse gedragsstoornissen
A is niks over leeftijd gezegd
C heeft afkapwaarde van 3 maanden
Bepaalde mutaties in enzymen van het herpes simplex virus kunnen leiden tot
resistentie tegen aciclovir.
Verschillende enzymen zijn:
1 het integrase van herpes simplex virus
2 het thymidine kinase van herpes simplex virus
3 het protease van herpes simplex virus
4 het DNA polymerase van herpes simplex virus
Mutaties in welke twee van deze enzymen kunnen leiden tot resistentie tegen
aciclovir?
2 en 4
HSV daarbij herkent AB het thymidine kinase dus bij mutatie geen herkenning
het AB is een nucleoside analoog
DNA polymerase
Twee beweringen over humorale immuniteit zijn:
1. Humorale factoren zijn verantwoordelijk voor opsonisatie van micro-organismen.
2. Humorale immuniteit wordt alleen verzorgd door de adaptieve tak van het immuunsysteem.
Welke bewering is of welke zijn juist?
alleen 1
2 wordt door innate immuunsysteem gedaan