TR les 42 Flashcards
1
Q
New Year’s Eve
A
oudejaarsavond (de)
2
Q
Christmas tree
A
kerstboom (de)
3
Q
New Year’s cards
A
nieuwjaarskaarten
4
Q
smells
A
ruikt
5
Q
sweet
A
zoete
6
Q
Dutch doughnuts
A
oliebollen
7
Q
fried
A
gebakken
8
Q
champagne
A
champagne (de)
9
Q
fireworks
A
vuurwerk (het)
10
Q
let off
A
af steken
11
Q
games
A
spelletjes
12
Q
stay up
A
opblijven
13
Q
adults
A
volwassenen
14
Q
highs
A
hoogtepunten
15
Q
lows
A
dieptepunten
16
Q
tongues
A
tongen
17
Q
waarover praatte iedereen?
A
wat maakte de tongen los
18
Q
de tijd gaat snel
A
de tijd vliegt