TR les 1

Question 1

dear

Answer 1

geachte

Question 2

to pass

Answer 2

slagen- [slaag - slaagt -slaagt] - slaagde - slaagden - geslaagd

Question 3

conversation, interviews

Answer 3

het gesprek, gesprekken

Question 4

intellect, sense

Answer 4

het verstand

Question 5

to understand

Answer 5

verstaan - [ versta - verstaat-verstaat]-verstond -verstonden-verstaan

Question 6

to signup

Answer 6

zich opgeven - [geef op - geeft op, geeft op] - gaf op - gaven op - opgegeven

Question 7

the follow up

Answer 7

het vervolg

Question 8

to inform

Answer 8

meedelen - [deel mee - deelt mee -deelt mee] - deelde mee - deelden mee - meegedeeld

Question 9

to place

Answer 9

plaatsen [reg]

Question 10

is structured

Answer 10

zit in elkaar

Question 11

to look up [a word]

Answer 11

opzoeken - zocht op- zochten op - opgezocht

Question 12

next to it

Answer 12

ernaast

Question 13

expressions

Answer 13

uitdrukkingen

Question 14

to translate

Answer 14

vertalen - vertaalde - vertaalden - vertaald

Question 15

to explain, to elucidate

Answer 15

uitleggen-[leg uit- legt uit- legt uit] - legde uit - legdeen uit - uitgelegd

Question 16

to include

Answer 16

opnemen- [neem op -neemt op - neemt op] - nam op - namen op - opgenomen

Question 17

to point out

Answer 17

wijzen - [wijs - wijst - wijst] - wees - wezen - gewezen