TR les 36 Flashcards
1
Q
postcard
A
kaartje (het)
2
Q
sunny
A
zonnige
3
Q
front
A
voorkant (de)
4
Q
campsite
A
camping (de)
5
Q
cross
A
kruisje (het)
6
Q
caravan
A
caravan (de)
7
Q
toilets
A
toiletten
8
Q
noise
A
lawaai (het)
9
Q
smells
A
geuren
10
Q
dad
A
pa
11
Q
apparently
A
blijkbaar
12
Q
movement
A
beweging (de)
13
Q
doet hij nooit aan sport
A
is hij niet in beweging te krijgen
14
Q
this morning
A
vanmorgen
15
Q
top
A
top (de)
16
Q
put on
A
zet op
17
Q
hat
A
hoed (de)
18
Q
luxury
A
luxe (de)
19
Q
burning
A
brandende
20
Q
bald
A
kale
21
Q
unnecessary
A
overdreven
22
Q
spends
A
brengt door
23
Q
grass
A
gras (het)
24
Q
shadow
A
schaduw (de)
25
ice
ijs (het)
26
cloths
doeken
27
forehead
voorhoofd (het)
28
fault
schuld (de)
29
argument
ruzie (de)
30
mom
ma
31
panic
paniek (de)
32
supplies
voorraden
33
used up
op
34
chocolate sprinkles
hagelslag (de)
35
tears
tranen
36
tastier
lekkerder
37
tastes
smaken
38
iedereen heeft zijn eigen voorkeur
smaken verschillen
39
care for
lust
40
never-ending
eeuwige
41
pot
pot (de)
42
typisch Hollands eten
de Hollandse pot
43
ears
oren
44
in love
verliefd
45
heel erg verliefd
tot over haar oren verliefd
46
mirror
spiegel (de)
47
neck
hals (de)
48
vaguely
vaag
49
stare
staren
50
more handsome
knappere
51
guys
kerels
52
resist
nalaten
53
reason
rede (de)
54
open to
vatbaar
55
ze wil niet luisteren
ze is niet voor rede vatbaar
56
blind
blind
57
wat ik moet doen
wat ik moet beginnen
58
extra regel onderaan de brief
PS