TR les 25 Flashcards
1
Q
historic
A
historische
2
Q
bombed
A
gebombardeerd
3
Q
heart
A
kern (de)
4
Q
stayed
A
bleef
5
Q
stone
A
steen (de)
6
Q
gingen alle gebouwen kapot
A
bleef geen steen op de andere
7
Q
statue
A
beeld (het)
8
Q
artist
A
kunstenaar (de)
9
Q
new buildings
A
nieuwbouw (de)
10
Q
market halls
A
markthallen
11
Q
theatre
A
theater (het)
12
Q
nearby
A
vlakbij
13
Q
worked
A
gewerkt
14
Q
shirts
A
overhemden
15
Q
sleeves
A
mouwen
16
Q
rolled up
A
opgerold
17
Q
stick
A
steken
18
Q
aan het werk gaan
A
je handen uit de mouwen steken
19
Q
working
A
werkzaam
20
Q
to which facts
A
waaraan
21
Q
owes
A
dankt (aan)
22
Q
secret
A
geheim (het)
23
Q
accessible
A
bereikbaar