TR les 19 Flashcards
1
Q
laat is beter dan helemaal niet
A
beter laat dan nooit
2
Q
pregnant
A
in verwachting
3
Q
feel about
A
sta tegenover
4
Q
een heleboel
A
van alles en nog wat
5
Q
for instance
A
zo
6
Q
statement
A
verklaring (de)
7
Q
sign
A
tekenen
8
Q
acknowledges
A
erkent
9
Q
automatically
A
automatisch
10
Q
getting used to
A
wennen
11
Q
be
A
wees
12
Q
keep
A
hou
13
Q
confusing
A
verwarrend
14
Q
change
A
verandering (de)
15
Q
suddenly
A
opeens
16
Q
as far as
A
voor zover
17
Q
in jouw plaats
A
als ik jou was
18
Q
de naam van Bram
A
die van Bram
19
Q
yours
A
de jouwe
20
Q
announcements
A
aankondigingen
21
Q
sent
A
verstuurd
22
Q
been sent
A
de deur uit
23
Q
wedding
A
bruiloft (de)
24
Q
met alles wat erbij hoort
A
met alles erop en eraan